inhoud    kalender    koncertberichten    O-H W S    infoshop    initiatie EA    Indonesie    Over the Edges    lentepad    kolofon

 

koncertberichten

 

 

ONE-OFF


Guy Vandromme, piano
Tobias Liebezeit, slagwerk

Programma

Christian Wolff: "exercise 26, Snare Drum peace March"
voor snare drum solo (1988)

Christian Wolff: "exercise 27, Snare Drum peace March"
voor snare drum solo (1988)

Frederic D'Haene: "the peaks were... the valleys came in - Musik für Lara"
voor piano solo

Jürg Frey: "(unbetitelt)III" (1990/1994)
voor piano & slagwerk

Christian Wolff: "Rosas, for percussion and piano" (1980)

Morton Feldman: "palais de mari"
voor piano solo

 

 

CHAMP D'ACTION / DICK RAAIJMAKERS

KWARTET (1971)
Dick Raaijmakers

De bezetting van KWARTET is de klassieke strijkkwartet-formatie: twee violen, een altviool en een cello.
Bij KWARTET worden de speel- en luisterfunktie, die in de traditionele muziek nauw met elkaar verweven zijn, nadrukkelijk gescheiden. De speler is op het ene moment uitsluitend uitvoerder, op een ander moment uitsluitend ontvanger en 'beluisteraar' van wat de andere spelers doen.

'Luisteren' betekent in KWARTET: een toon van een speler ontvangen door een elektrische strijkstok, strijkend of stilstaand, elektrisch kontakt te maken op een van de metalen snaren. Vanwege dit elektrische kontakt kan deze toon via een luidspreker die dicht bij de speler staat opgesteld hoorbaar worden gemaakt.
'Spelen' betekent: de ontvangen toon bevestigen door deze strijkend mee te spelen. Maar dat meespelen levert problemen op, want als de meespeler speelt - dus zijn strijkstok beweegt - verbreekt hij het elektrische stokkontakt en verliest hij daarmee zijn luisterfunktie. Want zo gaat dat nu eenmaal bij elektriciteit: het kontakt is aan of uit, een van beide. Precies daartussenin bevindt zich het gebied van het kraken, hetgeen wij in het dagelijks leven uitsluitend als 'storing' ervaren. Het switchen tussen beide in wezen onverenigbare funkties - spelen en luisteren - vormt dan ook de hoofdopgave waarvoor de vier spelers van KWARTET zich met veel gekraak geplaatst zien.

Om het spelen en luisteren als twee onafhankelijke funkties goed te kunnen scheiden zijn ten behoeve van KWARTET een aantal modificaties van de vier strijkinstrumenten uitgevoerd.
De snaren van strijkinstrumenten zijn van metaal.
(De stemming van deze snaren is zoals gebruikelijk.)
De strijkstokken zijn behaard met 0,01 mm dun staaldraad.
Het akoestische geluid wordt met behulp van zogenaamde kontaktmicrofoons omgezet in elektrische signalen.
Het elektrische signaal van de 1e viool wordt naar alle 1e snaren van de vier instrumenten geleid, het signaal van de 2e viool naar alle 2e snaren; het signaal van de altviool naar alle 3e snaren en het signaal van de cello naar alle 4e snaren. Iedere strijkstok is via een volume-pedaal elektrisch verbonden met een versterker en een luidspreker.

Maakt een speler met zijn strijkstok kontakt met een van de vier snaren, dan 'ontvangt' hij, zoals gezegd, het spel van een van de drie andere spelers.Via het volume-pedaal en een luidspreker wordt dit spel versterkt weergegeven. Iedere speler beschikt over een lijst met een aantal symbolen en een notenboekje met een aantal noten. Tesamen vormen zij de partituur van KWARTET.
Er zijn zes symbolen: een voor het strijken, een voor elektrisch stokkontakt, een voor rust, een voor strijken en ontvangen, een voor ontvangen en strijken, en tenslotte een (getal) voor het aantal tellen per aktie.

Het notenboekje bevat 28 pagina's met op iedere pagina een noot. De 4 maal 28 noten zijn ontleend aan het derde deel van het strijkkwartet opus 132 van Ludwig van Beethoven, Heiliger Dankgesang genaamd.
Deze noten worden uiterst langzaam - noot na noot - het spel ingevoerd en door de spelers onderling aan elkaar doorgegeven. Het gevolg is dat de tonen min of meer vrije banen binnen het stuk gaan beschrijven waarvan de 'route' niet te voorspellen is. Daarbij gaat de oorspronkelijke door Beethoven bedoelde harmonische samenhang langzaam maar zeker verloren.
Samenvattend gebeurt er dus het volgende.
Een speler begint met het spelen van de eerste noot uit zijn notenboekje. Deze toon kan door een tweede speler worden 'ontvangen' door met zijn elektrische strijkstok bewegingsloos kontakt te maken met de snaar waar de toon zich ophoudt. ('Ontvangen' betekent dat de toon goed en duidelijk bij de ontvangende speler overkomt: hij laat die toon dan ook versterkt uit zijn luidspreker klinken.)
Op het moment dat de ontvangende speler besluit de toon mee te spelen is er van muziek-maken sprake. De eerste speler ervaart dat zijn toon - zijn 'muziek' goed is overgekomen en tot meespelen heeft geleid; en wat is er mooier in de muziek dan het opdoen van deze ervaring!
Na deze ervaring kan de eerste speler zich nu aan de volgende noot wijden; als speler of als ontvanger, dat hangt van de regels van het spel af.
Aldus wisselt ieder lid van het strijkkwartet voortdurend van rol en funktie.
Deze regelmatige verandering van positie van 'uitvoerder' in 'luisteraar' en van 'speler' in 'ontvanger' en omgekeerd, vormt zoals gezegd het hoofdontwerp van KWARTET.

Meer gekoncentreerd Beethoven-spelen dan bij KWARTET het geval is, is niet denkbaar. Een en ander betekent wel dat een komplete uitvoering van alleen al dit derde deel volgens de methode van KWARTET zeker acht uur zou vergen, en dat is niet alleen voor de uitvoerenden maar ook voor het toehorende publiek teveel van het goede. Daarom beperken de kwartetspelers zich in de praktijk tot het uitvoeren van hooguit de eerste tien noten, waarmee ongeveer een klein uur gemoeid zal zijn. Zowel het konceptuele als het metaforische aspekt van KWARTET komen daarmee niet in de verdrukking; integendeel zou men kunnen zeggen.

KWARTET werd gekomponeerd in 1970-71 in opdracht van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

Dick Raaijmakers


BIOGRAFISCHE GEGEVENS EN BELANGRIJKSTE WERKEN VAN DICK RAAIJMAKERS

1930-1953 Dick Raaijmakers werd in 1930 geboren te Maastricht als jongste kind van een gezin met twee broers en een zuster. Hij woonde daar tot z'n achtste jaar. Daana verhuisde de familie naar Eindhoven. (Deze stad is bepalend geweest voor de toekomst van Raaijmakers vanwege de aanwezigheid van Philips, de geboorteplaats van de Nederlandse elektronische muziek.) Hij werd in 1947 toegelaten tot het conservatorium van de Katholieke Leergangen te Tilburg. Hij behaalde in 1950 het staatsdiploma Piano A en voltooide eind 1953 zijn studie aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag met het behalen van het diploma 'onderwijs-bevoegdheid piano'.

1953-1960 Gedurende zijn laatste studiejaar onderzocht hij de stand van zaken in de wereld van de opnametechniek, met name bij de radio omroep en de grammofoonplatenindustrie, teneinde zich in die richting verder te kunnen ontwikkelen. Vanaf begin 1954 was hij gedurende twee jaar bij Philips te Eindhoven werkzaam op de fabrieksafdeling 'radio en televisietoestellen' om ervaring op te doen op het gebied van de toepgepaste elektronica. Hij volgde in diezelfde tijd een practicumstudie 'radio's en meettechniek', behaalde eind 1955 het vakdiploma 'radiomonteur' van het Nederlands Radio Genootschap en volgde tot medio 1957 een studie in hogere wiskunde, akoestiek en elektriciteitsleer.
Van Januari 1956 tot juni 1960 was hij als assistent medewerker verbonden aan de akoestische afdeling van het natuurkundig Laboratorium van Philips te Eindhoven; eerst op het gebied van de stereofonie, ambiofonie en kunstmatige nagalm en vervolgens op dat van de elektronische muziek. ln die laatste hoedanigheid was hij assistent van Henk Badings, Ton de Leeuw, Tom Dissevelt, Rudolf Escher en prof. A.D. Fokker.
Hij verzorgde tal van koncerten van elektronische muziek in binnen- en buitenland (onder andere voor de Wereldtentoonstelling, de EXPO te Brussel in 1958, de 'Elektro-akustische Experimentalstudio' van Hermann Scherchen te Gravesano in 1959 en de Tonmeistertagung te Detmolt- in 1960)
Onder de schuilnaam Kid Baltan realiseerde hij drie proeven van populaire muziek met behulp van elektronische middelen (naar later bleek de eerste pogingen in dit genre ter wereld) Song of the Second Moon (oktober 1957), Nighttrainblues (november 1957) en Colonel Bogey (januari 1958). ln deze periode vervaardigde hij enkele elektronische filmmuzieken en twee autonome elektronische komposities: Tweeklank (november 1959) en Pianoforte (april 1960).

1959 Raaijmakers ontvangt de 'Aanmoedigingsprijs voor jonge kunstenaars' van de Gemeente Eindhoven voor Tweeklank.

1960 Bespreking tussen Philips en de Rijksuniversiteit te Utrecht over de overname van de Philipsstudio door de RUU. Raaijmakers wordt benoemd tot wetenschappelijk medewerker aan de RUU met ingang van 1 juni 1960. Aan de Plompetorengracht te Utrecht wordt in 1961 de voormalige Philipsstudio gevestigd onder de naam 'STEM studio'. Deze studio groeit in enkele jaren uit tot het befaamde 'Instituut voor Sonologie'.

1961 Vijf Plastieken en enkele toegepaste werken (een 'geluidsdecor' en een filmmuziek) in de STEM-studio te Utrecht.

1962 Raaijmakers neemt deel aan de MES (Mood Engineering Society) onder leiding van Willem de Ridder met Pianoforte. Een konflikt tussen Raaijmakers en de beheerder van de STEM-studio over de prioriteit van muziek of wetenschap leidt in april 1962 tot zijn ontslagname bij de RUU. Besprekingen vinden plaats over het oprichten van een nieuwe elektronische studio aan de Universiteit te Amsterdam.

1963 Raaijmakers richt samen met Jan Boerman een privé-studio in te Den Haag. Daar realiseert hij de volgende jaren Vijf Canons, Ballade Erlkönig voor luidsprekers, de filmmuzieken Bekaert en Sidmar, de drie Mao-stukken Chairman Mao is our Guide, De Lange Mars en Mao Leve!; Kwartet, Kwintet, De grafische methode tractor en De grafische methode fiets.

1965 De Amerikaanse filmregisseur Stanley Kubrick zoekt kontakt met Raaijmakers; hij wil hem betrekken bij de produktie van de muziek voor zijn film A Space Odyssey. Raaijmakers toont zich amper geïnteresseerd en gaat niet op de uitnodiging in.

1965-1967 Besprekingen tussen Raaijmakers en Kees van Baaren over het plan tot vestiging van een elektronische studio aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag. Met G.M. Koenig van het Instituut voor Sonologie te Utrecht wordt over een mogelijke coördinatie tussen beide instellingen gesproken. Vanaf september 1965 wordt de studio ingericht en vervolgens onofficieel in gebruik genomen. In september 1966 wordt Raaijmakers benoemd tot docent in het vak 'elektronische muziek' aan het Koninklijk Conservatorium. (Hij zal deze funktie blijven vervullen tot zijn pensionering in 1995.) ln april 1967 vindt de officiële opening van de conservatoriumstudio plaats.

1966 Radio-Project: een ontwerp voor scenisch muziektheater met live elektro-instrumentale klankmanipulatie van diverse klankobjekten, elektrisch strijkkwartet, radiotoestellen, grammofoons, bandrecorders, enzovoort. The Art of Opening: de eerste muziektheaterproduktie van Raaijmakers ter gelegenheid van de opening van een expositie van beeldend kunstenaar Arras in Den Haag.

1967 Raaijmakers is medeoprichter van STElM, een studio voor elektro-instrumentale muziek te Amsterdam. November 1968 is hij betrokken bij de technische uitvoering van Interpolations voor orkest en elektronica van Jan van Vlijmen in De Doelen te Rotterdam. (Deze uitvoering geldt als de eerste officiële manifestatie van STEIM naar buiten toe.) In juni I969 is hij betrokken bij de technische uitvoering in STEIM-verband van de kollektieve politieke opera Reconstruktie in het kader van het Holland Festival 1969.
Raaijmakers organiseert zogenoemde Rehearings: multimedia-manifestaties in het Koninklijk Conservatorium te Den Haag. Tevens voorstel tot realisatie van educatief opgezette 'open-vorm komposities' (o.a. Plus-Minus van Stockhausen).

1967-1971 Kwartet-Project: een ontwerp van een elektrisch circuit met vier strijkinstrumenten, vier spelers en vier assistenten in een scenische opstelling. Raaijmakers realiseert hiervoor een minutieus genoteerde grafische partituur van 26 vellen a 75 x 50cm. (ln 1971 wordt deze partituur ten behoeve van Kwartet gereduceerd tot een versie met slechts 4 speelindicatievellen en 4 kleine 'notenboekjes'.)

1969 Schaakmuziek voor twee schakers, vier strijkers en schakelelektronica en Nachtmuziek voor blazers, vier strijkers, een interaktieve waterval en schakelelektronica: twee 'instruktiestukken' vervaardigd in het kader van de Meikoncerten van het Koninklijk Conservatorium.

1969-1972 Raaijmakers is medeoprichter van Het Leven, een elektro-instrumentale improvisatiegroep van studenten en docenten van het Koninklijk Conservatorium. Hij ontwerpt daarvoor drie 'instruktiestukken': Kwartet, De Lange Mars en Kwintet. Hij ontwikkelt ten behoeve van deze groep een batterijgevoed modulair en kleinschalig 'cascade systeem' van losse lijnversterkers, modulatoren, filters, sinus-generatoren en meng-units.

1970 Chairman Mao is our Guide: een 'zaalperformance' voor tape en rood licht. Drie uitvoeringen in Den Haag en Amsterdam. Daarna is de tape uit konceptuele overwegingen als non-existent verklaard en vervolgens volledig gewist. Gaman: muziektheater in samenwerking met Misha Mengelberg ten behoeve van studenten van de Rijksuniversiteit te Utrecht, in opdracht van de RUU.

1971 Expositie van een school: projektvoorstel ten behoeve van het Haags Gemeentemuseum samen met Albert Blankert, Jacq Vogelaar en Victor Wentink.
Drie ldeofonen: expositie van drie audiovisuele konstrukties - 'ldeofonen' - onder de titel 'Geluid Kijken' in het Stedelijk Museum te Amsterdam, samen met werk van Ton Bruynel en Peter Struycken.

1973 Expositie in het Haags Gemeentemuseum van de drie ideofonen onder de titel Drie ldeofonen.

1974-1983 ln samenwerking met Ton Hokken werkt Raaijmakers aan de opzet van een algemene opleiding in opnametechniek aan het Koninklijk Conservatorium. ln 1983 gaat deze opleiding onder de naam 'Muziekregistratie' daadwerkelijk van start en fungeert Raaijmakers de eerste jaren als hoofd van deze nieuwe afdeling.

1976 De grafische methode tractor: een koncertante installatie voor 'lnternationale-fabriek' en slow-motion film (i.c. 72 overvloeidia's).

1977 Actio in Distans: een koncept voor een tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum over de plastische gelijkvormigheid van archetype elektrische elementen en komponenten uit de 18e en 19e eeuw en overeenkomstige primaire vormen van de beeldende kunst, met name die van de 'Minimal Art' vanaf 1960. De grafische methode: een tweede koncept voor een tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum over de plasticiteit van moderne 20e eeuwse beelddragers en beeldmachines in relatie tot hun 19e eeuwse voorlopers,

1978 De kunst van het machine lezen: een essay in het literaire tijdschrift Raster nr. 6 over de artistieke, althans beeldende verschijningsvorm van technische konstrukties in onze wereld, dit naar aanleiding van de twee expositiekoncepten, Actio in Distans en De grafische methode, uit 1977.

Koncept van een boek over beeldvorming van bewegingen door middel van technische apparaten: een 'rewriting' van het boek La méthode graphique van E.J. Marey uit 1878- Deze werkzaamheden vormen de voorstudie van het boek De Methode ( 1985).

1979 De grafische methode fiets: een performance voor fietser, fiets, slowmotion-treksysteem, audiosensoren voor hart, ademhaling en lichamelijke inspanning, gebaseerd op een 'chronographie' uit 1891 van E.J. Marey.

1982 The Microman: 'tafeltheater' waarbij de film Night Owls ( 1930) van Stan Laurel en Oliver Hardy op miniatuurschaal (tafel) wordt nagespeeld. Eerste uitvoering in de snijzaal van het voormalige Binnengasthuis te Amsterdam in samenwerking met Stichting De Appel.

1984 Raaijmakers fungeert als 'centrale komponist' in het Holland Festival 1984. Hij ontwerpt een serie theatrale werken voor elektronica, tape, film, theater, slagwerkensemble, beeldende vormen en performances gebaseerd op één thema, de film Night Owls ( 1930) van Stan Laurel en Oliver Hardy. De zes werken zijn: Shhh!, Ow!, The Microman, The Soundwall, Come on! en The Soundmen.
Extase: een performance voor twee akteurs, tuimelinstallatie, licht en klankdecor ter gelegenheid van het Holland Festival 1984.
De val van Mussolini: essay gepubliceerd in het literair tijdschrift Raster nr. 29.

1985 Acht labielen: achtdelig kunstwerk van glas, transparante fotofilmstroken en bewegingsmechaniek voor een Rijkskantorengebouw te Arnhem.
De Methode: een methodische verhandeling in 282 paragrafen over bewegen en waarnemen, uitgegeven bij Bert Bakker te Amsterdam.

Raaijmakers ontvangt de Matthijs Vermeulenprijs van het Amstersdamse Fonds voor de Kunst voor Extase. Scheuer kleurmachine: ontwerp van een kinetische licht- en kleurinstallatie (ca. 10 bij 5 meter), bedoeld voor de nieuwbouw van het Stedelijk Conservatorium te Groningen en gebaseerd op een origineel manuscript van Anton Scheuer uit 1789 handelend over de harmonie tussen tonen en kleuren.

1987-1990 Medewerker van CAM, een nieuw 'Centrum voor Audiovisuele Media' aan het Koninklijk Conservatorium.

1988 ln het kader van een projekt rond John Cage aan het Koninklijk Conservatorium in november 1988 werkt Raaijmakers mee aan de multi-media manifestatie Music for the five Senses en de performance A Soundwalk voor video en stereotape.

1989 Raaijmakers is gastkonservator van Anti Qua Musica; een expositie en koncertserie in het Haags Gemeentemuseum over 'het muziekinstrument als anti-kunstwerk'. Hij is vertegenwoordigd met de installatie Tombeau de Glenn Gould bestaande uit drie verbrande koncertvleugels, een zogenoemde Beethovenstoel, licht en geluid.

1990 Kleine mechanica van de open vorm: voorpublicatie van een hoofdstuk uit een gelijknamig boekkoncept in het literaire tijdschrift Raster nr. 50.

1990-1993 Raaijmakers is medewerker van de zogenoemde Aula-lezingen; een serie van academische kolleges in de Aula van het Haags Gemeentemuseum over beeldende kunst, muziek, film, nieuwe media en taal.

Vanaf 1991 is hij betrokken bij de oprichting van de Interfaculteit Beeld en Geluid van het Koninklijk Conservatorium.

1991 Der Fall Leiermann: solo muziektheater, voorstudie voor Dépons Der Fall.
Intona: muziektheater over 'twaalf manieren om een microfoon het zwijgen op te leggen', eerste uitvoering (december 1991) in samenwerking met het Maarten Altena Ensemble.
Koncept voor een opleiding 'Elektrisch Muziektheater', een hoofdvakopleiding muziektheater in relatie tot de nieuwe media. (Het idee voor een dergelijke opleiding is gebaseerd op wat het Koninklijk Conservatorium op educatief vlak en internationaal niveau aan 'elektronica' en 'theater' te bieden heeft.)

1992 Raaijmakers ontvangt de Oeuvreprijs voor beeldende kunst van de Stichting Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst.
Dépons Der Fall: muziektheater voor twee akteurs, installaties, klank en licht. Regie: Paul Koek.

1993 Die glückliche Hand geöffnet: een kollektief projekt van de Interfaculteit Beeld en Geluid van het Koninklijk Conservatorium; een remake van het muziektheaterwerk Die glückliche Hand van Arnold Schönberg uit 1913. Der Fall Dépons: muziektheater voor zes akteurs, installaties, klank en licht door Theatergroep Hollandia. Regie: Paul Koek.
Fortklank: een kollektief audio-architektonisch projekt in Fort Asperen met Walter Maioli, Horst Rickels en de lnterfaculteit Beeld en Geluid van het Koninklijk Conservatorium.

Probe: kamermuziektheater voor soloslagwerker en video-grootbeeldprojektie over het thema 'nadoen', gebaseerd op een scène uit de film Orchesterprobe (1933) van Karl Valentin.

1994 Raaijmakers ontvangt voor de tweede maal de Matthijs Vermeulenprijs van het Amsterdams Fonds voor de Kunst voor de produkties Der Fall Dépons en Die glückliche Hand geöffnet.
Raaijmakers is betrokken bij de oprichting van een 'virtueel instituut', de School for Soundmen, geënt op een idee van Anold Schönberg uit de 40er jaren omtrent het in leven roepen van een instituut voor 'muzikale scholing van soundmen en technische scholing van musici'.

1994-1995 De promenoir van Mondriaan: een kollektief multidisciplinair projekt van de Interfaculteit Beeld en Geluid van het Koninklijk Conservatorium over de relatie tussen Mondriaan en muziek.

1995 Der Stein: een 'kofferopera' gebaseerd op een manuscript van Anton Scheuer uit 1789 door Theatergroep Hollandia in samenwerking met de lnterfaculteit Beeld en Geluid van het Koninklijk Conservatorium.
De val van Mussollini: muziektheater in het kader van het Holland Festival 1995 in de Westergasfabriek te Amsterdam; een co-produktie van Theatergroep Hollandia en Toneelgroep Amsterdam.
Raaijmakers ontvangt de Ouborgprijs 1995; een oeuvreprijs van de Johan Wagenaar Stichting van de Gemeente Den Haag, voor zijn bijdrage aan de ontwikkeling van de beeldende kunst in Nederland.
Het 'Festival in de Branding' in Den Haag stelt nieuw werk van Raaijmakers centraal.

Volta: een elektrochemische installatie in het Haags Gemeentemuseum tijdens het Festival in de Branding te Den Haag in 1995.
Fanfares: interaktief kamermuziektheater voor solocellist (Frances-Marie Uitti), vier koperblazers, tape en schakelelektronica.
Hermans Hand - een pro memoriam: muziektheater door Theatergroep Hollandia in samenwerking met het Holland Dance Festival. Regie: Paul Koek.
Scheuer im Haag: kollektief muziektheater in samenwerking met de Interfaculteit Beeld en Geluid van het Koninklijk Conservatorium. Tevens Raaijmakers' afscheidswerk voor het Koninklijk Conservatorium wegens zijn pensionering. Hij ontvangt bij die gelegenheid de 'Academy of Light Award'.

1996 Raaijmakers werkt aan een koncept voor Konzert für...: kamermuziektheater voor solocellist (Frances-Marie Uitti) en dirigent met 'gecomputeriseerde handen'.

1996-1997 Raaijmakers werkt aan de uitgave van The Complete Tape Music op drie cd's door Donemus/NEAR. Redaktie, remastering. revisie, toelichting, werkenlijst en biografie in samenwerking met René Uijlenhoet van NEAR.

Dick Raaijmakers

 

 

MICHELE MARELLI


Programma

Eva's Spiegel van KARLHEINZ STOCKHAUSEN
Susani (1984) van KARLHEINZ STOCKHAUSEN
Domaines (1968) van PIERRE BOULEZ
The Seven Brightnesses (1975) van PETER MAXWELL DAVIES
The Spiked and Winding Cold Seahorn (2000) (*) van ALBERTO COLLA
Tayde (1999) van KIMIJ ZORAEQ

(*) kreatie

MICHELE MARELLI (°1978, Allessandria, Italië) begon erg jong aan zijn klarinetstudies en behaalde in 1997 zijn eerste prijs met grote onderscheiding aan het Conservatorium van Allessandria bij Prof. Giacomo Soave. Nadien ging hij in Turijn literatuur en filosofie studeren en in Milaan elektronische muziek (bij A. Vidolin en G. Cospito).
Als solist speelde hij vele maal Stockhausen's "Der Kleine Harlekin" op de Italiaanse en Europese podia, o.m. in Kuerten onder leiding van de komponist ter gelegenheid van diens 70ste verjaardag. In de zomer van 1999 speelde hij eveneens in Kuerten en eveneens met Stockhausen als klank- en lichtregisseur, "Traum Formel" voor bassethoorn.
Hij kreëerde Mozart's klarinetconcerto (K622) in de uitgave van de Britse muzikologe Pamela Weston, met het University of Georgia Chamber Orchestra.
Hij speelde de rol van Maestro Bassethoorn in de opera "La Passion selon Sade" van Sylvano Bussotti, onder supervisie van de komponist.
Hij is als solist verbonden met twee ensembles voor hedendaagse muziek: Toys (Modena) en Akanthos (Rome).
Hij studeert momenteel met Suzanne Stephens (Stockhausen's repertoire voor klarinet en bassethoorn) en met Alan Hacker.

 

 

CARRE...met slagroom


Programma

Gent Song (1999) van Christian Wolff (USA)
voor blokfluitkwartet en slagwerk

Les Indiennes Galantes ou Les Folies Flamandes (1996)
Wat het suikerriet vraagt aan de zee: sous domino blanc...
La Sonate: sous domino bleu...
La Consonanza: sous domino vert
Wat de zee antwoord aan het suikerriet: sous domino noir...
van Alvaro Guimaraes (Braz/B)

Arrangements (1976) van Kazimierz Serocki (Pol)
voor blokfluitkwartet

Insuline (1999) van Erik Thys (B)
voor blokfluitkwartet

Lichtspleten (1996) van Frans Geysen (B)
voor blokfluitkwartet

Austeras (1974) van Oscar Bazan (Arg)

Het blokfluitkwartet Carré engageert zich sedert 1995 in de boeiende ontwikkeling van de nieuwe muziek. Door haar eenvoudige bouwwijze, biedt de blokfluit verrassend veel mogelijkheden voor hedendaagse komponisten. Hierbij komen de quasi eindeloze kombinatiemogelijkheden: van Garkleinflötlein tot subbas, van moderne, barokke of renaissance-blokfluiten , en dit allemaal in verschillende stemmingen.
Voor het koncept van Carré is een nauwe samenwerking met binnen- en buitenlandse komponisten van groot belang. Zo komponeerden o.a. reeds Frederic Rzewski en Christian Wolff (USA), Paul Termos (NL), Boudewijn Buckinx, Claude Coppens, Luc De Winter, Frans Geysen, Geert Logghe, Frank Nuyts, Peter Swinnen, Oktaaf Van Geert, Daan Vandewalle (B), Alvaro Guimaraes (Br), Liana Alexandra, Violeta Dinescu, Serban Nichifor (Roe) en Stefan Thomas (D) voor Carré. Vele andere werken zijn in voorbereiding, o.a. van Alvin Curran (USA), Helmut Oehring (D), Paulo Chagas (Bras) en van Joao Pedro Oliveira (Port).
Carré verzorgde tal van koncerten in binnen- en buitenland, die door de pers bijzonder goed onthaald werden. In sommige van de koncerten werd nieuwe muziek gekombineerd met oude. Radio- en tv- opnames volgden. Carré nam al twee CD's op.
In 1997 behaalde Carré de eerste prijs in de Internationale Orpheus-wedstrijd voor hedendaagse kamermuziek in Antwerpen. In hetzelfde jaar volgde een toernee door Roemenie met radio- en TV- opnames. In 1998 won het ensemble de derde prijs in de Internationaler Wettbewerb für junge Kultur Düsseldorf, waar Carré samen optrad met slagwerker Michael Weilacher. Sinds 1999 is Carré officieel door de Vlaamse Gemeenschap erkend en gesubsidieerd. Het Marketingfonds van de stad Gent steunt buitenlandse aktiviteiten van Carré in 2000. In hetzelfde jaar werd aan Carré een beurs van het Yvar Mikhashoff Trust for New Music (USA) uitgereikt voor hun kompositie-opdracht aan Alvin Curran.
De vier leden van Carré zijn allen ook als solistes en in andere ensembles aktief. Zo treden zij op met gerenommeerde ensembles en dirigenten zoals Musica Antiqua Köln, Currende Consort, Ex Tempore, Philip Herreweghe en René Jacobs. Zij studeerden o.a. aan de conservatoria van Brussel, Gent, Leuven, Frankfurt en Rotterdam, waar zij allemaal 'cum laude' afstudeerden. Ines Rasbach won met haar Trio Diritto de eerste prijs in de prestigieuze Internationaler Blockflötenwettbewerb Calw (D).
Voor het projekt Carré met slagroom, deed Carré een beroep op de Amerikaanse slagwerker Michael Weilacher (USA). Hij studeerde slagwerk in New York, Cincinnati en Rotterdam, waar hij zijn koncertexamen aflegde. Michael trad op als rockmuzikant, speelde in verschillende orkesten en koncentreert zich nu op de uitvoering van hedendaagse muziek. Hij werkte nauw samen met de komponisten James Wood, Mauricio Kagel, Volker Staub en Helmut Lachenmann. Als solist trad hij op in Europa en in de VS. Als freelance slagwerker speelt hij o.a. met Ensemble Musique Nouvelle, Blindmankwartet en Ictus.