Koncertberichten
Agartha
donderdag 9 september 2010 om 20u
Programma:
- Sofia Gubaidulina: De Profundis (1978)
- Ken Ueno: Two Hands (2009)
- Javier Alvarez: Temazcal (1984)
- Salvatore Sciarrino: Ai limite della notte (1979)
- Yuji Takahashi: Like Swans leaving the Lake (1995)
- Ji Sun Yang: <IN> (2010)
Agartha ontstond in 2005 op initiatief van An Raskin en Bram Bossier, beiden gedreven vertolkers van hedendaags klassieke kamermuziek. Een van de doelstellingen van dit duo is het vinden van een balans tussen de klassieke muziekwereld en de hedendaagse kultuur door middel van opdrachten, nieuwe komposities en het verkennen van grenzen tussen verschillende artistieke disciplines. Voor dit koncert worden ze vervolledigd door perkussionist Frank Van Eycken.
An Raskin is gespecialiseerd in de bajan; een variant van de knopakkordeon die zich vanuit de Russische folklore ontwikkelde tot volwaardig koncertinstrument. Door haar interesse om nieuw hedendaags repertoire te ontdekken, legt ze er zich op toe om de bajan een solistische plaats te laten innemen in het huidige koncertleven. Haar opleiding - traditionele akkordeon - kreeg ze aan de Nederlandse konservatoria van Tilburg en Groningen en aan het Haagse Konservatorium behaalde ze tevens het diploma voor kamermuziek. Nadien ging ze zich in Moskou vervolmaken aan de Staatsakademie voor Muziek, als assistent van de beroemde bajanist en pedagoog Friedrich Lips.
Zowel solistisch als in kamermuziek-verband koncerteerde An op tal van plekken in Europa, de VS en Japan en ze deed dat onder meer met het ASKO Ensemble, Telesto-trio, Nederlands Blazersensemble en Spectra. In oktober 2004 bracht ze in het Koncertgebouw Amsterdam met het Schönberg Ensemble de Nederlandse première van Luca Francesconi's Inquieta Limina voor bajansolo en ensemble. Samen met cellist Pieter Wispelwey nam ze voor Channel Classics Sofia Gubaidulina's In Croce op, een cd die werd bekroond met de Diapason d'Or. In februari 2003 werd ze door Gubaidulina persoonlijk uitgenodigd voor een werksessie rond diens eigen komposities.
Altist Bram Bossier is een muzikus die op zijn beurt ijvert voor de emancipatie van de altviool in het huidige koncertleven. Hij begon zijn vioolstudie aan het konservatorium van Brussel onder supervizie van Thanos Adamopoulos. Later ontdekte hij dat de warme, sonore klank van de altviool hem nauwer aan het hart lag en dus zette hij zijn hogere studies voort aan het konservatorium van Maastricht bij Michael Kugel.
Daarna studeerde hij ook nog bij Vladimir Mendelssohn en Ron Ephrat aan het Rotterdamse konservatorium. Bram is lid van Spectra en als freelance muzikus aktief bij onder meer Ictus, Sonemus Ensemble, Beethoven-akademie, I Fiamminghi, Collegium Instrumentale Brugense en het Nationaal Orkest van België.
Frank Van Eycken studeerde perkussie aan het Konservatorium van Brussel bij Gert François (pauken/set-up,), Bart Quartier (klavieren), Frank Michiels (handperkussie) en Garcia Morales (drums). Hij behaalde het diploma 'Meester in muziek' in 1998 en het aggregaatsdiploma in 2000. Frank vervolmaakte zich verder aan het Rotterdams Konservatorium van 1998 tot 2000 bij Martin Verdonk (konga's), Lucas van Merwijk (timbales) en Dirk Hauptmann (Braziliaanse perkussie). Hij speelde reeds bij het Brussels International Youth Orchestra, Symfonisch Jeugdorkest van Vlaanderen, bij salsa-ensembles van het Konservatorium van Brussel en verleende zijn medewerking aan het Vlaams Radio Orkest, Nationaal Orkest van België, Spectra, Il Novecento, Prima La Musica, Champ d' action en Percussiongroup Brussels. Maar de trouwe Logos-visitor zal hem zich zeker nog herinneren van zijn optreden met perkussietrio TRIATU (met Dimitri Dumon en Björn Denys).
(Foto Kris Snoeckx)
<M&M> - Serialism
donderdag 16 september 2010 om 20u Toonreeksen, algoritmiek en een strikt gekoördineerde benadering van muziek. Oorspronkelijke hommages aan een glorietijd vol muzikale experimenten, voor en door Mens & Machine...
Serialisme is een muziekstroming uit de tweede helft van de 20e eeuw. Het is echter geen stijl of estetiek die direkt op het gehoor af te herkennen valt, maar eerder een komponeertechniek die erop neerkomt dat 1. alle parameters van het materiaal (toonhoogte, -duur, -sterkte en timbre) worden ontleed en gekategoriseerd om 2. als 'reeksen' van waarden met elkaar in verband te worden gebracht.
De hoogdagen van het serialisme situeren zich tussen 1945 en 1965, maar ook voordien waren er al sporen te vinden in het werk van de Weense komponist Anton Webern die sterk in de seriële richting wezen. Arnold Schoenberg - Webern's leermeester - ontwikkelde omstreeks 1920 zijn twaalftoontechniek of dodekafonie (Zwölf nur auf einander bezogene Töne) en die komt summier op het volgende neer: van de twaalf kromatische tonen waar de westerse klassieke muziek uit samengesteld is, mag er pas een herhaald worden als de overige elf geklonken hebben. Twee ideeën liggen hieraan ten grondslag: zoveel mogelijk herhaling van muzikale informatie voorkomen én alle kromatische tonen gelijk voor de wet houden. In feite was dodekafonie daarmee ook een muzikale ideologie.
Nu, Schönberg schikte dan wel de toonhoogtes in een systematische, overzichtelijke reeks, maar gaf geen uitsluitsel over dynamiek, toonduur of timbre. Anton Webern ging hierop voortborduren en ontwikkelde reeksen die hij toepaste op de overige parameters van de klank. Met andere woorden: alle mogelijke tijdswaarden werden in een reeks gegoten en hetzelfde deed hij met de dynamische bepalingen (pp, p, mp, mf, f, ff).
Timbre, de vierde parameter, was altijd het meest arbitrair geweest; iedereen heeft nu eenmaal zijn eigen idee van hoe een klankkleur precies beschreven wordt. Maar ook hierin kon men verscheidene speeltechnieken (sul ponticello, Flatterzunge, pizzicato, enz) in een reeks vatten en zo werd Webern's oeuvre een toonbeeld van uitgepuurdheid enerzijds en serialisme stilaan een begrip anderzijds.
In het serialisme is de prekompositorische fase de belangrijkste: de serialist stelt vooraf een reeks lijsten samen met 'waarden' als zijn vertrekmateriaal. Het echte spel begint wanneer men al die waarden met elkaar in verband gaat brengen en er een intellektueel spel rond breit. In 1947 werd een treffend voorbeeld van deze aanpak gepubliceerd met Olivier Messiaen's Modes de Valeurs et d'Intensités (zie voorbeeld hierboven). Modes is niet zozeer een muzikaal opus op zich, maar een demonstratie van hoe men elke noot perfekt kan definiëren en plaatsen in de tijd. Elke klank verkrijgt op die manier een onmiskenbare identiteit, een vingerafdruk. Hoewel Messiaen zich in een later stadium nauwelijks nog bezighield met seriële techniek as such, inspireerden zijn Modes indertijd ettelijke kreatieve zielen.
De toenmalige tijdsgeest zat er voor veel tussen; in de najaren van WO II leefde de behoefte aan radikale vernieuwing in de kunsten. Alles zou van de fundamenten af opnieuw opgebouwd worden, en ook de muziek ging hierin mee. Begrippen als melodie, harmonie en ritme werden grotendeels overboord gegooid en vervangen door gekodeerde reeksen van waarden die met elkaar in verband stonden.
Het was een volstrekt abstrakte, antiromantische benadering van muziek die op korte tijd enkele felle voorvechters genereerde. Luigi Nono bijvoorbeeld voorzag met zijn Il Canto Sospeso ettelijke analisten voor jaren van denkvoer. Ook Karlheinz Stockhausen heeft - vooraleer de roep van het elektronische medium hem te groot werd - enkele seriële stukken gekomponeerd (Zeitmasse, Kreuzspiel). Later voegt hij met zijn Gruppen für drei Orchester ruimtelijkheid en kollage-elementen aan het serialisme toe.
Pierre Boulez is een van de grootste propagandisten geweest van de stroming, en heeft dienaangaande ook enkele hermetische standaardwerken geschreven die tot op de dag van vandaag onderwerp zijn van uitgebreide en vaak zeer omslachtige analyses. 's Mans werkwijze uit die periode uit zich wellicht het best in Le Marteau sans Maitre; een toonbeeld van geraffineerd reeksdenken waarbinnen elke noot op de juiste plaats staat. Boulez hanteert de seriële techniek tot in een laat stadium van zijn komponeren. Vandaag de dag wijkt hij er naar eigen zeggen sterk vanaf. Luciano Berio hield zich een tijdlang met de techniek bezig, maar keerde die in een later stadium de rug toe en verkoos zijn eigen, iets minder strikte ordening van het materiaal.
Ook in Vlaanderen hebben we in illo tempore met Karel Goeyvaerts een serialist pur sang die tevens van het eerste uur een adept van de Darmstadter Ferienkurse was (hét zenuwcentrum voor de Nieuwe Muziek na WO II). Bij Goeyvaerts zien we aanvankelijk een obsessieve vormbeheersing gekoppeld aan een rigide reeksdenken, maar ook hij geeft de seriële techniek op termijn op om zich aan veel lossere, open vorm-strukturen te wagen en aleatorische, muziekteatrale elementen een plaats te geven in zijn oeuvre.
Anno 2010 heeft serialisme in de strikte zin behoorlijk aan populariteit ingeboet, mede door het uiterst strenge en dwingende principe om geen enkele mogelijkheid van het materiaal over het hoofd te zien.
Maar figuren als Richard Barrett, Milton Babbitt en niet te vergeten Brian Ferneyhough houden nog steeds de traditie in stand en breiden die zelfs uit. Bij Ferneyhough (vandaag de dag in de eerste plaats geassocieerd met New Complexity, maar in wezen uitsluitend van reeksprincipes vertrekkend) wordt het materiaal in zodanig drastische mate ontleed en geklasseerd, dat nagenoeg elk audiovizueel element van de kompositie systematisch vastligt. Ferneyhough integreert tevens de wijde wereld van mikrotonen in zijn reeksen, net als elke buitenmuzikale aktie die de uitvoerder moet ondernemen (lip-pizzicato, semi-harmonics, mono- en multiphonics, key clicks, positie van het instrument, ...) Een voorbeeld van bovenstaande kombinaties vinden we terug in diens Unity Capsule (1976) voor fluit solo. De kompleksiteit van de partituur spreekt voor zich.
Laten we al bij al niet uit het oog verliezen dat serialisme sterk aanleunt bij algoritimisch komponeren, en zo komen we weer bij een belangrijk aspekt van onze <M&M> koncerten. Op deze voorstelling kunt u immers enerzijds hommages aan allerhande serialisten meemaken, en nieuw gekomponeerd / algoritmisch bepaald werk anderzijds. En dat komt als steeds van onze vaste Logos kern, te weten: Godfried-Willem Raes, Moniek Darge, Barbara Buchowiec, Kristof Lauwers, Helen White, Dominica Eyckmans, Zam Ebale, Marian De Schryver, Xavier Verhelst en Sebastian Bradt.
New Media VIII - Blinman
dinsdag 28 september 2010 om 20u
Multimediaal projekt rond de Zuid-Australische outback voor cello solo (Friedrich Gauwerky), live electronics (Johannes S. Sistermanns) en videoprojekties.
The Blinman Project werd vernoemd naar het gelijknamige, hoogst gelegen dorpje in Zuid-Australië. Het is gebouwd tegen een steile, eenzame bergtop en biedt de toeschouwer een adembenemend panorama. Cellist Friedrich Gauwerky en komponist Johannes S. Sistermanns waren er anno 2009 alvast voldoende door gefascineerd om er een heus projekt aan te wijden: een met transducers en kontaktmikrofoons beladen cello rekonstrueert met behulp van de electronics een akoestische omgeving.
Gauwerky wordt tijdens het spelen geflankeerd door drie beeldschermen (die samen een soort video-partituur vormen) waarop infraroodopnames te zien zijn van bergtoppen, wolkenformaties, horizonten en verschuivende tektonische aardplaten van de Zuid-Australische outback. Het publiek wordt zowel oog- als oorgetuige van dit uitgestrekte, woeste landschap. Het rezultaat is muziek die ieders inwendige horizon aanspreekt om die tot op de rand (en soms ver daarover) te verkennen.
Johannes S. Sistermanns (Keulen, 1955) doet aan sound performances in de breedste zin van het woord, of het nu gaat om installaties, radiofonie, live-electronics, klankskulpturen of soundscapes. Tijdens zijn studietijd aan de Kölnische Musikhochschule (1976-84) liet hij zich begeesteren door de kursus muziekteater van Mauricio Kagel en onderging hij de pianotraining van Klaus Runze. Hierna besloot hij zich te profileren als installatie- en performance-kunstenaar, zich echter altijd bedienend van de elektronika als voornaamste medium.
Zowel zijn optredens als zijn lesopdrachten hebben hem in de daaropvolgende jaren tot in Japan, China, Australië, de VS en verscheidene plekken in Europa geleid (Knitting Factory 1995, Melbourne Festival 1997, EXPO 2000 Hannover, Theater an der Welt Duisburg 2002, Donaueschinger Musiktage 1996/1999/ 2005). Vandaag de dag is hij regelmatig gastdocent op de zomerstages voor Nieuwe Muziek in Darmstadt. Sistermanns is tevens een begenadigd zanger die, naast Tao chanting, ook de klassieke Indiase hofzang beheerst.
Meer informatie kan men raadplegen op www.sistermanns.eu
De Duitse cellist Friedrich Gauwerky, gereputeerd in het domein der Nieuwe Muziek, heeft reeds meermaals in Logos gekoncerteerd. Gauwerky werd in 1951 in Hamburg geboren en studeerde cello bij Wilfried Boettcher, Arthur Troester, Siegfried Palm en Enrico Mainardi. In 1976 was hij assistent van prof. Siegfried Palm aan de Musikhochschule Rheinland te Keulen. In 1982 werd hij eerste cellist in het Ensemble Koln en sinds 1990 doceert hij aan het Elder konservatorium van de universiteit van Adelaide in Australie. Hij gaf masterclasses tijdens de zomerstages van Darmstadt en was ook cellist bij het Ensemble Modern. Momenteel speelt hij bij het Elision-ensemble, het Australische ensemble voor nieuwe muziek.
Deze produktie is een initiatief van en vindt plaats dankzij ZKM | Zentrum für Kunst und Medientechnologie, Karlsruhe, in samenwerking met hr2 (Hessischer Rundfunk, Frankfurt). Wie al een voorproefje wil bekijken, surft best eens naar: http://www.youtube.com/results?search_query=sistermanns&aq=f
|