index     kalender     koncertberichten     nieuwe LPD cds     logos on the road     kolofon

 

Koncertberichten

 

CHAMP d'ACTION

dinsdag 3 mei 2005 om 20u


Programma: Vinko Globokar "de stem en het lichaam":
  • Corporel: perkussie
  • Toucher: perkussie en electronics
  • Voix Instrumentalisee: basklarinet en electronics
  • Dialog über Wasser: elektrische gitaar en electronics
  • Luciano Berio: Sequenza IX a - klarinet
  • G. Scelsi: Ko-Tha - gitaar

Spelen zoals spreken; spreken zoals spelen; spreken en spelen; spelen en simultaan-zingen…, zijn de kenmerken van de werken van Globokar die worden voorgesteld door de musici van Champ d'Action. Alhoewel het instrumentale werken zijn, staat het spreken centraal in de gedachte van de komposities.
In Corporel (1985) staat het lichamelijke centraal, geschreven voor een perkussionist die enkel zijn naakte lichaam en zijn stem ter beschikking heeft om te bespelen.
In Toucher (1973) wordt een Franse vertaling gebracht van Bertold Brecht's 'Galileo'. De perkussionist kiest 7 instrumenten of objekten waar hij geluiden uithaalt die analoog zijn aan de klinkers. Voor de medeklinkers gebruikt hij geluiden die enkel door zijn handen worden geproduceerd.
Voix Instrumentalisée (1973): de titel zegt het reeds: de stem wordt geïnstrumentaliseerd. De basklarinet wordt zonder mondstuk, herleid tot een buis die verlengd en verkort wordt door de verschillende vingerzettingen. De stem wordt door het instrument gemoduleerd. Gedurende het werk herhaalt de speler telkens dezelfde zin: 'L'art et la science ne peuvent exister sans la possibilité d'exprimer des idées paradoxales'.
Mathias Koole speelt eveneens het werk Dialog über wasser (1994) van Vinko Globokar, geschreven voor elektrische gitaar en tape.

Uitvoerders:

  • Fedor Teunisse - perkussie
  • Jaan Bossier - klarinet, basklarinet
  • Mathias Koole - gitaar

De komponist Vinko Globokar heeft een speciale voorliefde voor werken waarin de stem, blaasinstrumenten en tekst voorkomen (vaak samen verwerkt in één solo-stuk). Hij is er van overtuigd dat muziek een kritische funktie heeft in onze maatschappij. In werken als "Les Emigrés" of "L'Armonia Drammatica " behandelt hij verschillende sociale problemen. Om te komponeren put hij zijn inspiratie vaak uit buitenmuzikale onderwerpen (politiek, sociaal, humanisme).
Vinko Globokar werd in 1934 geboren toen zijn Sloveense ouders als immigranten in Frankrijk verbleven. Van zijn dertiende tot zijn twintigste woonde hij in Slovenië waar hij zijn eerste muziekstudies genoot. Later studeerde hij bij o.a. René Leibowitz (Parijs) en Luciano Berio.
Als trombonist zorgde hij voor een nieuw en hedendaags oeuvre voor dit instrument. Komponisten als Luciano Berio, Mauricio Kagel, Karlheinz Stockhausen, Louis Andriessen en Toru Takemitsu schreven werken voor hem. Als dirigent werkte hij samen met orkesten van de Westdeutscher Rundfunk, Radio France, Radio Helsinki en Radio Ljubljana.

 

 

 

RALPH VAN RAAT

dinsdag 10 mei 2005 om 20u

Ralph van Raat. Photo: Marco Borggreve (2003) Programma "Louis Andriessen":
  • Trepidus (1983)
  • Prospettive e Retrospettive (1959)
  • Registers (1963)
  • Uit : Souvenirs d'enfance (1954-1966)
    • Nocturne
    • Allegro Marcato
    • Strawinsky
    • Rondo opus 1
    • Kwartnoot met punt = 70
  • Trois Pièces (pour la main gauche) (1961)
    • I. Promenade I
    • II. Fracas
    • III. Hymne (Promenade II)
  • Uit : Memory of Roses:
    • Lied (1993)
    • Feli-citazione (2000)
    • Base (1994)
    • Image de Moreau (1999)

Trepidus (1983) is wellicht de pianokompositie waarin Andriessen het meest herkenbaar is. Er is in dit werk - typisch voor de Haagse School - geen klank voorgeschreven die zachter is dan fortissimo, ofwel zeer hard. De ritmiek is konstant en zeer stuwend. De harmonie is dissonant. Naar aanleiding van dit stuk werd in eerdere beschrijvingen vaak gerefereerd aan het fysieke element van de kompositie, het 'piano-hameren', en aan de rauwheid hiervan. De akkoorden zijn dikwijls groter dan de menselijke hand kan omspannen, waardoor zij gebroken moeten worden. Ook is geen enkel akkoord in dit werk identiek aan een ander, waardoor de stand van handen en vingers non-stop gewijzigd moet worden. Desondanks staan aanwijzingen in de partituur als "furioso" en "breed", en er zijn diverse crescendo's en abrupte onderbrekingen van de muzikale stroom. Trepidus is een uiterst expressief werk (de titel is Latijn voor "angst") waarbij de hardheid niet zozeer om volume gaat, maar meer om een uiterst specifieke klankkleur. De onderlinge noten van de akkoorden vormen een polyfonie, waarmee het verband met de komponisten uit de vroege Lage Landen gelegd is.

Louis Andriessen blijkt, ondanks alle muzikaal-stilistische verkenningen, altijd direkt herkenbaar. Prospettive e Retrospettive (gedateerd 5 januari 1959), één van Andriessen's vroegste werken, duidt al op de voor de komponist typerende hongerige houding naar het aktuele in de muziek. De titel verwijst naar 'vooruit- en terugblikken' in zowel een stilistisch als een teoretisch kader. De dodekafonie (een komponeermetode die uitgaat van een door de komponist bepaalde vaststaande reeks van de twaalf tonen binnen het oktaaf) zoals die nog maar net in Nederland gehanteerd werd door Andriessen's toenmalige docent Kees van Baaren, was het vernieuwende element. De gestiek, echter, is in dit stuk nog relatief traditioneel Duits-romantisch georiënteerd. Een struktureel kenmerk van het muzikale materiaal in de kompositie is dat het voortdurend van achteren naar voren terugkomt, ofwel in retrograde ('Retrospettive'). Dit is duidelijk hoorbaar in de opening, een sonore zestonige basfrase gevolgd door een opwaarts vijftonig komplement in open klanken, die achterstevoren weer terugkomt in de slotfrase van het stuk. Het werk is opgebouwd uit een introduktie, beëindigd door een lang aangehouden centrale C. Dan volgen vier episoden van verschillend karakter, op te vatten als variaties, en tot slot een epiloog. (…)

Vier jaren na Prospettive e Retrospettive, tijdens zijn studie bij Luciano Berio in Milaan, sloeg Andriessen weer een nieuwe richting in met Registers (1963), een baanbrekend werk. Na de bestudering van strenge seriële technieken, raakte Andriessen geïnteresseerd in het effekt van improvisatie, en de verhouding tussen het klinkende resultaat van streng matematisch geordende muziek en muziek die voortkomt uit impuls en intuïtie. Cage had al in de jaren vijftig ontdekt dat strenge kontrole van muzikaal materiaal soms leek te resulteren in schijnbaar klinkende chaos. Over Registers schrijft Andriessen het volgende in de partituur: "Registers is meer een indikatie tot aktie dan een kompositie. […] De gebruikte notatie moet stimuleren tot impulsieve aktiviteiten, die een duidelijk geëmotioneerd en hartstochtelijk karakter kunnen dragen. Het is mogelijk meer noten te spelen dan er staan. Ook kan desgewenst sneller dan hiervoor aangegeven, worden gespeeld. De notatie mag niet remmend werken, integendeel, ze is een hulpmiddel tot pianistische akties." Ondanks de grote vrijheid in de te spelen noten, ligt de ritmische verhouding tussen de noten, alsmede de plaatsing van de noten in de verschillende registers van de piano, relatief vast door de spatiële notatie, waarbij elk punt in de partituur grafisch korrespondeert met hetzelfde interval in de tijd. Daarbij is er sprake van een aantal vaste, door de komponist voorgeschreven akkoorden en toonhoogten (met name de tonen b, gis en A) die ondanks de improvisatie gerespekteerd moeten worden.

In Souvenirs d'Enfance (1954-1966) worden de tendensen in het Nederlandse komponeren prachtig in beeld gebracht. In deze bundel zijn werken opgenomen van allerlei aard: muziek die indertijd voor "goed" doorging alsook voor "fout". Bij één van de stukken uit die laatste kategorie, Allegro Marcato, noteert Andriessen zelfs dat dit werk getuigt van slechte smaak en vooral niet gespeeld moet worden. Het is namelijk geschreven in de toen als "smakeloos" bestempelde oktotoniek, zoals deze toegepast werd door Henk Badings en Lex van Delden tegen wie een aantal jonge Nederlandse komponisten zich toen nogal afzetten.
Uniek in de kollektie is het officiële debuut van Andriessen, het Rondo opus 1 (januari 1954). Binnen dit korte werk hoort men al een grote pluraliteit aan invloeden: van romantiek tot de stijl van Debussy en Stravinsky. Toch is het uitgesproken Louis Andriessen - maar wel een heel jonge. De prachtige Nocturne en het titelloze …=70 zijn geïnspireerd op Fauré, maar wederom zijn dit duidelijk produkten van Andriessen, onder andere door prachtige kleuringen van kleine secundes die later zo typerend zouden worden. Strawinsky bestaat voornamelijk uit muziekfragmenten van de gelijknamige komponist, verspreid over vele pagina's van de bundel, die in een eigen gekozen volgorde gespeeld kunnen worden. In Souvenirs d'Enfance zijn de jeugdherinneringen van de komponist nog eens opnieuw herinnerd in de muziek, die zich als een mijmerende droom voltrekt met vlagen van bewustzijn. Of juist andersom?

In diezelfde tijd hield Andriessen zich ook met een ander pianowerk bezig dat niet tot zijn Souvenirs zou behoren. De Trois Pièces (1961) voor de linkerhand alleen zijn geschreven op verzoek van de beroemde pianist Cor de Groot. De twee hoekdelen zijn gelardeerd met de naam Promenade; de eerste is letterlijk op te vatten als een wandeling over de toetsen. Louis Andriessen vertelt dat hij de gewoonte had op zondag met zijn vader Hendrik een wandeling te maken. Pratend over allerlei onderwerpen, belandden zij bij een prachtige boom of ander objekt dat hun aandacht vroeg. Vader en zoon keken dan zwijgend toe, en de konversatie werd pas weer hervat op het moment dat zij verder liepen. In het eerste deel van de muziek is dit hoorbaar als de "passen" over de toetsen stagneren in een moment van overpeinzing en herhaling, totdat de muziek weer verder stroomt. Het derde deel is ook een verkenning van de toetsen, maar nu binnen harmonische konstellaties die een hommage vormen aan de door Andriessen zo bewonderde Igor Stravinsky. Het middendeel, Fracas ("lawaai", "geratel"), is een soort sprint met grote sprongen tussen de voetstappen. De kleine secundes en het ritmisch strakke element verwijzen naar de latere stijl van Louis Andriessen.

Ter afwisseling van het schrijven van zijn grote, spraakmakende ensemblestukken keerde Andriessen tussen 1974 en 1993 dikwijls terug naar de piano. The Memory of Roses is de naam van deze bundel voor allerlei instrumenten. Zelfs in deze korte gelegenheidsstukjes toont Andriessen zijn uitgesproken vakmanschap. De diverse pianowerkjes uit de bundel, dikwijls geschreven als verjaardagskadootje of als blijk van respekt voor een familielid of vriend/vriendin, zijn summier in de hoeveelheid noten en in hun duur, maar uiterst groot in hun uitdrukking. Zo is Lied emotioneel ondanks het sobere notenbeeld, en het werkje laat een teder-muzikale en melancholieke kant van Andriessen prachtig opbloeien.
Het uiterst summiere Feli-citazione (april 2000) is geschreven ter gelegenheid van de 75-jarige verjaardag van Luciano Berio, één van Andriessen's leraren. Tussen de sprankelende schrijfwijze van snelle twaalftoonsreeksen hoort u de langere noten uit het begin van de zangpartij van Berio's Circles, een baanbrekend werk uit 1960. Base (september 1994) is geschreven voor de linkerhand alleen, die het geluid van een elektrische basgitaar imiteert. Het is gekomponeerd voor en geïnspireerd door een medewerker van muziekuitgever Boosey&Hawkes, David Huntley, een bijzondere verschijning met grote cowboyhoed en laarzen. Huntley ontdekte vele kompositorische talenten, en had bovendien grote kennis van zowel de Amerikaanse legendarische komponisten als de traditionele Amerikaanse folk-music. Andriessen komponeerde deze blues als blijk van dank en respekt aan deze op jonge leeftijd overleden persoonlijkheid.
Image de Moreau (1999) lijkt de ultieme samenbundeling van alle aspekten van de muzikale taal van Andriessen die op deze CD te beluisteren zijn. In dit werk komen de lyriek, klankkleur en ritmiek, geheel samen. Geschreven als een toccata, waarvan het begin refereert aan de toccata's van Prokofieff en Ravel, kan Image de Moreau als een verklanking van de kunst van de vroeg twintigste-eeuwse schilder Gustave Moreau opgevat worden. Moreau kombineerde grote kleurvlakken met kleine, scherpe figuratieve details zoals gezichten en objekten, die door hun onverwachte kombinatie onverwachte emoties oproepen. Andriessen heeft hetzelfde willen kreëren door binnen een langzaam veranderende minimalistische struktuur een melodie met een laat-romantisch Frans karakter geleidelijk te laten doorsijpelen, waarna zij kortstondig op de voorgrond treedt alvorens weer in de grote kleurvlakte te verdwijnen.
(tekst: Ralph van Raat)

Een dubbel-CD is onlangs verschenen met het komplete pianowerk van Louis Andriessen, gespeeld door Ralph van Raat (label Attacca, info: www.ralphvanraat.com )

Ralph van Raat (1978) studeerde na het behalen van het International Baccalaureate-diploma piano aan het Konservatorium van Amsterdam bij Ton Hartsuiker en Willem Brons en Muziekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Daarna studeerde hij in het kader van zijn pianostudie bij Claude Helffer in Parijs, Ursula Oppens in Chicago (Northwestern University) en bij Pierre-Laurent Aimard in Köln (Musikhochschule Köln). Hij volgde bovendien vele masterclasses in binnen- en buitenland, een aantal daarvan mogelijk gemaakt door een beurs van het Prins Bernhard Kultuurfonds. Ralph van Raat behaalde prijzen bij diverse wedstrijden: hij ontving de Tweede Prijs en de Donemus-Prijs van het Prinses Christina Concours (1995); de Stipendiumprijs Darmstadt tijdens de "Internationale Ferienkurse für Neue Musik" te Darmstadt (Duitsland, 1998); de Eerste Prijs bij het Internationale Gaudeamus Vertolkers Concours (1999); de (Philip Morris) Kunstprijs 2003; de Elisabeth Everts Prijs (2004) en de Borletti-Buitoni Fellowship 2005.
Ralph geeft solorecitals in Europa, het Midden-Oosten, Azië en de Verenigde Staten. Een groot aantal koncerten is uitgezonden door binnen- en buitenlandse radio- en televisieomroepen. Van Raat speelde als solist met ensembles en orkesten waaronder het Nieuw Ensemble, het Tanglewood Festival of Contemporary Music Ensemble, het Radio Symfonie Orkest van Frankfurt, het Nederlands Radio Symfonie Orkest, het Radio Kamer Orkest en de London Sinfonietta. Hij trad op tijdens festivals als het Holland Festival en het zomerfestival van Tanglewood (USA). Diverse CD's zijn uitgebracht met solo- en kamermuziek die hij opgenomen heeft voor Erasmus, Attacca, Q-Disc en NM-Classics. Ralph van Raat werkt regelmatig met komponisten en een aantal van hen heeft komposities aan hem opgedragen.

 

 

 

<M&M> ENSEMBLE

Donderdag 19 mei 2005 om 20u

Stichting Logos gaf de jonge komponist Roeland Luyten eind vorig jaar de opdracht om een werk te schrijven voor het automatenorkest. De première van dit werk krijg je te horen op dit koncert. Veel details over het nieuwe stuk zijn er nog niet, maar de volgende automaten worden alleszins aan het werk gezet: <Vibi>, <Tubi>, <Puff>, <Piperola>, <Humanola>, <Belly>, <Llor>, <Troms> en <Thunderwood>. De automaten spelen samen met een audiotrack die Roeland zal maken en zoals we ook van zijn vorige (elektro-akoestische) stukken weten, zal er een flinke portie algoritmiek aanwezig zijn.

Roeland Luyten (°1977, Leuven) begon in 1996 aan zijn hogere studies dwarsfluit op het konservatorium te Antwerpen en zette die vanaf 1999 verder aan de Fontys Hogeschool te Tilburg, waar hij in 2002 afstudeerde als uitvoerend musikus. In 1997 begon hij zijn studies elektro-akoestische muziekkompositie bij Joris de Laet in het konservatorium van Antwerpen.
Het elektro-akoestisch werk van Roeland werd gespeeld op festivals van elektronische muziek in het Kolveniershof te Antwerpen, Logos te Gent, le theatre de Jacques Coeur te Bourges, Musica Viva festival in Lissabon en Clingfilm (voor Brugge kulturele hoofddstad 2002). In 2000 komponeerde Roeland de klankband voor de dansvoorstelling "Nine floor scenes" van Andy Deneys. In 2002 werkte hij aan de muziekkompositie voor de dansvoorstelling "roest" van Ugo Dehaes. Deze klankband kreeg in 2004 een nominatie voor multimedia op de 31ste "concours international de musique et d'art sonore électroacoustique" van Bourges 2004. In 2004 maakte hij het geluidsontwerp voor de dansvoorstelling "X'xy" van Kataline Patkaï (te "Mains d'oeuvres", Parijs). Hetzelfde jaar werd hij terug gevraagd als geluidsontwerper voor het nieuw werk "rozenblad" van Ugo Dehaes (een produktie van "Laika"). In december 2004 voorzag hij ook de vernissage van François Schuiten en Benoît Peeters van een soundscape, een tentoonstelling georganiseerd door V.Z.W. BeeldBeeld.
Maar, naast deze kompositorische kreatie staat ook een heuse automaten kreatie op het programma. De <Sire> robot is immers, weliswaar met enige vertraging, op de valreep toch nog klaargekomen... Het resultaat mag alleszins spektakulair worden gnoemd. <Sire> blijkt zich immers uitstekend te lenen voor hyperpolyfonie zoals we die bvb. kennen uit het koorwerk van Gyorgy Ligeti. In elk geval vormt Sire met zijn eigenzinnige klankkleur en zijn uitgebreide mogelijkheden tot mikrotonaliteit en mikrotonale harmonie en enorme verrijking van de mogelijkheden van het <M&M> orkest. Voor en met <Sire> stellen we op dit koncert zowel interaktieve, radargestuurde komposities als enkele prille demonstratiestukjes voor geschreven door Kristof Lauwers en Godfried-Willem Raes zelf.
Het werk in het unieke atelier voor experimentele instrumentenbouw van Stichting Logos ligt daarmee echter nog geenszins stil! De nieuwe player-piano komt eraan evenals een erg originele en grote koebellen automaat!


<La Vacca>
Zwitsterste koebellen orkest in aanbouw

Deze automaat wordt opgebouwd uit minstens 46 koebellen. Dit type bel wordt vervaardigd uit staalplaat (meestal op de oppervlakte voorzien van een laag messing of braseerkoper) en wordt gekenmerkt door zijn korte galm. De bellen worden aangeslagen met houten kogels en/of piano hamers aangedreven door snel aansprekende elektromagneten. De oorspronkelijke gesmede weekijzeren klepels werden overal uit de bellen verwijderd. Aangezien we een vrij grote verzameling koebellen in voorraad bleken te hebben, ontstond de mogelijkheid dit instrument mikrotonaal te maken, tenminste toch voor een gedeelte van de beschikbare tessituur. De laagste noten worden onder meer meegespeeld door heuse antieke olifanten bellen uit India, opgehangen onderin het instrument. De eigenlijke koebellen, en enkele erg grote exemplaren werden in de automaat opgenomen, behoren tot drie naar vorm en klankkleur onderscheiden kategorien: het klassieke Zwitserse model, verkoperd en met gekromd trapezoidaal lichaam, het Oostenrijks model (Froshmaul), sterk sferisch gevormd en met een ovale opening veel kleiner dan de grootste diameter van de bel, en het amerikaans slagwerk model zoals onder meer gemaakt door Latin Percussion (LP), met een veel eenvoudiger vorm en een wat doffe en vulgaire toon. Van dit type bestaat ook een autentieke variant, die konisch of antikonisch is gebouwd, wat ronder klinkt maar minder penetrant. Een wat aparte vierde kategorie wordt gevormd door de olifant- en geitebellen veelal afkomstig uit India en Pakistan. Deze zijn min of meer cylindrisch en meestal verkoperd, wat gezien het gebruik om de nek van het vee logisch is omdat ze anders veel te snel zouden roesten. Ze bestaan uit vrij dunne staalplaat en hebben een veel geringer dynamisch bereik dan de Europese modellen. Het staal waaruit ze zijn gemaakt is ook niet gehard, wel meestal gebraseerd of verkoperd. Ze zijn bovendien heel wat goedkoper. We hadden nog een grote verzameling kameel-, geite- en koebellen uit hard hout (eerder klappers of rammelaars, voorzien van 1 tot zes klepels) van zowel Afrikaanse als Indonesische oorsprong, maar die weerhouden we eventueel voor een latere automaat...

Gezocht: Koebellen
Heeft u soms in de kelder of op zolder nog één of meerdere grote of kleine koebellen liggen, wij kunnen ze goed gebruiken voor deze nieuwe automaat. Geef ons een seintje en wij komen er om.