index   kalender   koncertberichten   recensie   on the road   kolofon  

Recensie: Giacomo di Tollo, Futurism & Futurisms

Logos Tetraeder, dinsdag 9 november 2010

 

Wie iets of wat aan kulturele bagage torst en de term 'Italiaanse futuristen' hoort, zal in het beste geval enkele vage, vergeelde beelden uit de kursus estetika zien opdoemen; onscherpe foto's van de Intonarumori, de gestileerde koppen van Pratella, Marinetti en Russolo en kwazi maandelijks hun nieuwste kultuurmanifest waarin het ambacht tot in de puntjes werd geherdefinieerd. Repertoire voor piano solo is iets dat men niet direkt associeert met de gebruikelijke output van deze vizionaire rumoerkraaiers. Wel, het bestáát, en een pianist als Giacomo di Tollo heeft er voor gekozen om nu net dát stukje repertoire bloot te leggen, dat door de muziekboeken nagenoeg volkomen werd verzwegen. En laten we wel wezen: we hebben ons niet verveeld met deze verrassende Doos Van Pandora die hij voor onze ogen opentrok, al waren er hier en daar bedenksels...

De opener, di Tollo's eigen kompositie La Banda Futurista is speels, jumpy van karakter en doet op een intelligente manier primitief aan. Het materiaal bestaat uit variaties op een citaat uit Mily Balakirev's Islamey en bevat tal van leuke kleurtjes, vlotte trekken en geluidseffekten die uit zowat alle hoeken van de zaal komen.
We vervolgen met Holger H. Hoos' Drops, een stuk dat duidelijk ziek is in het bedje van de retorische samenhang, en dat wreekt zich na enkele minuten. Hoos' stuk moge dan net iets beter op de robots werken, meer dan een tolereerbaar popnummer stelt het echt niet voor.


De rest van het koncert krijgen we een historische bloemlezing die aanvangt met Alfredo Casella's Deux Contrastes: zoetgeparfumeerde maar in de eerste plaats goed gekomponeerde Salon Fähig-keit van rond de vorige eeuwwisseling. Nostalgie eigenlijk, die gelukkig is doordrongen van een smaakvolle ironie en bulkt van rijke muzikale ideeën.
Francesco Paniccia weeft met Oomaggio a Ssua Mmaestŕ dan weer een rookgordijn van kabbelende, gealtereerde akkoorden dat hij doorbreekt met felle, dissonante uithalen.
Alberto Savinio's Les Chants De La Mi-Mort laat duidelijk de invloed van Het Machtige Hoopje horen (voor de buitenstaander: de Russische school eind 19de eeuw, zie Mussorgsky, Borodin, Balakirev, Cui, etc). Daarnaast schemeren de bitonaliteit van de Groupe des Six, de arpeggii van Ravel, de parallellismen van Debussy en de onvoorspelbare hooks van Satie door. Maar bruisend van het leven voor de rest!

Volbloed futurisme krijgen we met de bekende archaische geluidssamples van Russolo's Risveglio de una Cittŕ; het lijkt even of de tijd heeft stilgestaan, als deze zeldzame onschuld uit de luidsprekers komt gesijpeld. En als uitsmijter krijgen we George Antheil's Sonatina 'Death of the Machine': krachtig, van een akkurate brutaliteit, maar vooral stilistisch juist...
Al even juist is Di Tollo's tot in de puntjes afgewerkte uitvoering; de hele avond lang is hij de relaxedheid zelve en bespeelt hij zijn publiek even vlot als de koncertvleugel. Zijn introdukties zijn onderbouwd, zijn pianospel is transparant en zonder meer aangenaam om te beluisteren. Ook beschikt hij over een gezonde dosis relativeringsvermogen ten aanzien van de koncertpraksis, zoveel wordt duidelijk als hij een deel van het koncert in overall speelt.
Okee, als er dan toch een paar mieren geneukt moeten worden: om bepaalde stukken volledig tot hun recht te doen komen is er nét iets te weinig kracht in de fortissimo-passages, maar daar kan 's mans fysieke konstitutie voor iets tussen zitten. Een andere bedenking is: mogelijks komt deze muziek beter tot haar recht op een gammele buffetpiano dan op een koncertvleugel. Het is nu niet direkt Kwien Elizabef-repertoire, maar spijts het vitalistische vuur van weleer, een soort oprechte ancient music uit een tijd waarin de toekomst nog iets was waarin je kon geloven. Samengevat: beste Giacomo / ons oordeel is sterk in uw voordeel / mocht het u alsnog lukken / laat die volgende 100 jaar maar aanrukken.

Tekst: Sebastian Bradt ~ Foto: Peter Van Lancker