Koncertberichten
SCOTT WILSON
Müllmusik is gebaseerd op data-afval en recyklage. Materialen zoals audio van nieuwswebsites, klankfiles uit de prullenmand van diverse computers, of achtergelaten op een server en schenkingen van ongebruikt materiaal door komponisten en sound-artists worden allemaal gerecykleerd. Anderzijds krijgen diverse andere computerbestanden (bv. beelden, applikaties, datalijsten, enz...) audio-headers en worden als klank afgespeeld. Zo is er bv. een deel gebaseerd op het 'bespelen' van verschillende soorten 'kernels' en een deel volledig samengesteld met beelden van bedrijfslogo's.
Daarnaast krijgt ook processing, eigen aan de originele bestanden, een 'herinterpretatie' als klankmanipulatie. Zo is er een deel dat vertrekt van een letterlijke interpretatie van de term 'Photoshop Music': Photoshop wordt gebruikt als klankprocessor door het veranderen van beelden die dan als audio worden afgespeeld, of klankbestanden worden omgezet naar beeld, dan in Photoshop behandeld en vervolgens opnieuw als audio afgespeeld. Alhoewel de resulterende klanken arbitrair kunnen overkomen, omdat zij geen duidelijk verband tonen met de betekenis van de oorspronkelijke bestanden, wordt er in de uitvoering ook gespeeld met beetjes informatie die verwijzen naar de 'geheime' materiaalbron.
Scott Wilson (1969-) werd geboren in Vancouver, Canada, en is als komponist en uitvoerder aktief binnen verschillende genres, waaronder orkestmuziek, kamermuziek, dans, film, elektro-akoestische muziek en interaktieve computermuziek. Hij studeerde in Canada en de V.S. bij o.m. Barry Truax, Owen Underhill, Anthony Braxton, Alvin Lucier, en Ron Kuivila.
Hij was medeoprichter van de nieuwe muziek groep Ensemble Symposium, en was één van de voorzitters van Vancouver Pro Musica. Momenteel woont en werkt hij in Karlsruhe, Duitsland, waar hij gastkomponist is aan het Centrum voor Kunst en Media (ZKM).
AMANDA STEWART
Amanda Stewart Het eerste werk dat ik van Amanda Stewart hoorde, staat op de in 1993 door Larry Wendt voor het tijdschrift Leonardo samengestelde cd Vocal Neighbourhoods. In die bloemlezing van 'text-sound' werk is de compositie ' ? ' een van de opvallendste: de Australische betoont zich hier zeer origineel en helder, zowel in de tekst als in de vertolking.
Amanda Stewart woont in Sydney. Zij werd geboren in 1959 en werkt sinds de late jaren '70 op het gebied van poëzie, performance, radio, film en video. Zij was tien jaar full-time producer voor ABC Radio, onder andere op het gebied van 'sound-art'.
In haar teksten legt Stewart via scherpe politieke en filosofische analyses de werking van de taal bloot en formuleert zo een overtuigende kritische visie op mechanismen van onderdrukking en uitsluiting. In de klinkende uitvoering creëert zij vervolgens met haar grote arsenaal aan stemtechnieken een unieke linguïstische muziek. Veel stukken combineren de 'live' stem met meerdere op band opgenomen sporen, waardoor een ingenieus samenstel van dialogen ontstaat. Voor het resultaat zijn klank en betekenis van de taal beide even belangrijk.
Van haar video-producties is Eclipse of the Man-Made Sun (1991) de meest recente. Hierin wordt de taal van de industrie van kernwapens en kernenergie behandeld. In 1997 voltooide zij met componist Colin Bright de opera The Sinking of the Rainbow Warrior, die werd opgevoerd in de haven van Sydney.
Amanda Stewart gaf vele performances in Australië, Europa, Noord-Amerika en Japan. Met de in Amsterdam wonende musici Anne La Berge en Jim Meneses vormt zij het trio 'Allos'. In 1989 stond zij mede aan de wieg van het kwintet Machine for Making Sense. Enige jaren geleden zag ik de groep in het Apollohuis in Eindhoven en was diep onder de indruk. Zo'n flitsend en lucide spel met taal en klank had ik nog niet eerder gehoord.
Jaap Blonk
KONSTANTIN GOCKEL
| | De figuur van
Dracula die Gockel gebruikt is niet de verbeelding van het brutale geweld maar wel van het eeuwige rusteloze leven. De vampier komt plots, onverwachts en toevallig tevoorschijn. Hij verandert en verdwijnt even snel. Hij is gedoemd om eeuwig terug te keren en vindt op zoek naar bloed nooit rust. Ruimte en tijd zijn van geen tel als hij verandert in een nevelsliert of een lichtpuntje.
Voor Dracula bestaat er geen ontwikkeling, geen vooruit of achteruit, hij blijft altijd jong en altijd oud.
Er gaat een verleiding van hem uit want zijn razernij en extase blijven fascineren. |
Konstantin Gockel deed zijn vioolstudies en afsluitende meesterkursussen bij Max Rostal, Igor Ozim, Hermann Zitzmann en Cecil Aronowitz. Daarnaast studeerde hij ook filosofie. Hij behaalde de "Grand Prix" op de Internationale Kamermuziekwedstrijd van Colmar, realizeerde talrijke radio- en CD-opnames, o.m. met Maria Bergmann en Eckhart Seilheim, ondernam heel wat koncertreizen in alle Europese landen, in de USA, Canada, Zuid-Amerika en Zuid Korea en speelde meer dan 30 kreaties van nieuwe komposities voor viool (van o.m. Morton Feldman, Pauline Oliveros, Doris Hays, Kevin Volans en Klarenz Barlow) op festivals voor nieuwe muziek; tal van komposities werden daarbij trouwens aan hem opgedragen. Bij zijn eigen komposities vermelden we o.m. de cyklus 'Fliehende Worte' (een WDR produktie), en 'Die Stimme der Schlange' (in 1999 verschenen op het Logos Public Domain label).
MONIEK DARGE, STEFAAN SMAGGHE, BENN DECEUNINCK & U
Een feestkoncert: samen degusteren, samen musiceren, samen konverseren. Geen koncert dus waar iedereen braaf op zijn stoeltje gaat zitten kijken en luisteren...
Maar, omdat het haar verjaardag is (nog net geen vijftig!), o.a. toch de kreatie van een nieuwe audio art kompositie van Moniek Darge en nog heel veel meer...
Twee cyklische klankschapkomposities met als thema het draaiende wiel
"Parts for Paul" en "Etudesolitudesamplitude" zijn twee soundscape komposities die aanvang 2001 werden gerealiseerd. Aanleiding was een kompositieopdracht vanwege Paul Timmermans, die een korte bijdrage vroeg voor een kollektieve P-Art CD, waarvan de produktie voorzien is tegen het najaar 2001.
Beide werken gaan grosso modo uit van gelijkaardig basismateriaal, doch waar "Parts for Paul" gekoncipieerd is voor CD, is "EtudeSolitudeSamplitude" geschreven vanuit het idee een klankschapkompositie te realiseren, die tijdens uitvoeringen live begeleid dient te worden door strijkinstrumenten.
De basisgeluiden van beide werken zijn opnames van draaiende raderwerken en wielen in de Zwalmstreek, gerealiseerd in de jaren tachtig. Zo horen we bijvoorbeeld zowel de krakende en kreunende geluiden van de houten raderen van de talrijke watermolens, als de meer industriële ijzerklanken van transportbanden van o.a. de steenbakkerij te Roborst en de klampovens in die streek.
Gemeenschappelijk aan al deze geluiden is hun cyklisch karakter. Het wiel als dusdanig vormt dan ook het hoofdonderwerp van beide komposities. Het steeds draaiende wiel, dat schijnbaar telkens hetzelfde geluid voortbrengt, doch in werkelijkheid een onuitputtelijk rijke schakering timbrevariaties in zich draagt. Dit draaiende wiel, dat vergeleken kan worden met een stromende rivier die enerzijds steeds dezelfde rivier is, maar anderzijds ook steeds ander water is, kan zowel in letterlijke als figuurlijke betekenis worden opgevat.
In "Parts for Paul" dringt plots doorheen het kontinue geluid van de voortdraaiende raderwerken de heldere meisjesstem door die een Japans lied over de oerkracht van de moeder zingt. Haar opgewekte melodie versmelt met de klanken van de omgevingsgeluiden en wordt er als het ware één mee, zodat we na het einde van de zang op een heel andere manier de draaiende wielgeluiden beluisteren. De intensiteit van de klanken is indringender en gevarieerder geworden. De oerkracht van het lied is doorgedrongen en opnieuw een geworden met de cyklische geluiden. De klanken van het lied zijn tegelijk getransformeerd en transformeren zelf de klanken van de draaiende wielen.
"EtudeSolitudeSamplitude" heeft driemaal de tijdsduur van "Parts for Paul". Betrachting was een stilstand van de tijd te evoceren: een ervaring van 'de tijd die op zijn kant gaat staan', zoals we het reeds eerder uitdrukten.
Ook hier zijn de niet aflatende draaiende wielen het hoofdthema. De live strijkinstrumenten versmelten met dit klankmateriaal en betrachten -tevergeefs ?- een volledige symbiose te realiseren met de soundscape. In die zin zijn de strijkinstrumenten noch dominerend, noch ondergeschikt aan de omgevingsgeluiden. Integendeel: beiden zijn equivalent en pogen in elkaar te versmelten. Dat proberen ook de twee zangstemmen die tussen de cyklische geluiden in als vanuit de verte opdoemen of juist omgekeerd in het ijle lijken weg te glijden. We herkennen opnieuw het Japanse lied dat zich nu pas aarzelend tot een eenheid weet te vormen. De hoge meisjesstem tast de kontouren af van de mannenstem die ad random boeddhistisch geïnspireerde tekstflarden zingt. Ook dit materiaal dateert vanuit het verleden, net zoals de klankschappen. Ze werden ook reeds eerder gebruikt in de koorkompositie "Hashikura", die in opdracht van het Limburgs Mannenkoor in de jaren negentig werd geschreven op vraag van Herman Baeten. Het hergebruiken van reeds bestaand materiaal, evenals het gebruiken van gelijkaardig materiaal in diverse werken, onderlijnt het cyklisch gebeuren van het komponeren zelf. Ook hier geldt dat de aandachtige luisteraar zich tegelijkertijd kan koncentreren op zowel het schijnbaar identieke als op het subtiel, maar konstant veranderende in de muziek.
De video beoogt het meditatieve effekt van de beluistering te vergemakkelijken en te onderstrepen. Zowel de immer variërende golven van steeds dezelfde zee, als de voortdurend veranderende wolken aan een identieke hemel hadden het onderwerp van deze video kunnen zijn. Wij opteerden onbewust voor de zich steeds herhalende bewegingen van een door elkaar heen wriemelende kluwen meelwormen. Naderhand realiseerden wij ons, dat wij spontaan, als ware het vanuit ons onderbewuste, de zich immer herhalende cyklus van dood en leven verlangden te visualiseren...
Met dank aan mijn medewerkers:
Stefaan Smagghe, strijkers
Benn Deceuninck, video
Yumiko Switters, zang
Joachim Brackx, zang
Guy De Bievre, technische assistentie
Moniek Darge 14 april 2001
Stefaan Smagghe (° Gent, 1969) studeerde af aan het Gentse Muziekconservatorium, waar hij in 1995 het Hoger Diploma viool behaalde. Naast zijn aktiviteiten als uitvoerend musikus (waarbij zijn voorkeur naar het hedendaagse repertoire en naar eigen experimenteel en/of geïmproviseerd werk gaat), legt hij zich ook toe op de plastische kunsten: tekenen en schilderen.
De laatste jaren verplaatste hij zijn werkterrein naar de wereld van de klankinstallaties, op zoek naar mogelijke verbanden tussen akoestische en visuele kunst. Een klank veroorzaakt een beeld of een beeld brengt een klank voort. Samen krijgen ze een andere betekenis in een nieuwe dimensie.
MADELEINE SHAPIRO
De solo-recitals van Madeleine Shapiro bevatten talloze eerste uitvoeringen van nieuwe
werken voor cello en cello met electronics, waarvan een groot deel speciaal voor haar werden geschreven door een
schare Amerikaanse, Europese en Aziatische komponisten.
Van 1974 tot 1996 was zij celliste en co-director van The New Music Consort, een ensemble gespecialiseerd in de
vertolking van muziek van de 20e eeuw. Met dit ensemble toerde zij in de Verenigde Staten en Europa, en
participeerde zij in talloze première-uitvoeringen van werken van eminente komponisten als Milton Babbitt, John
Cage, Charles Wuorinen en Mario Davidovsky, naast opkomend Amerikaans, Europees en Aziatisch talent.
Madeleine leidt het nieuwgevormde kamerensemble MODERNWORKS! Dit is een voortzetting en verruiming van haar werk
op het vlak van de hedendaagse muziek. Het weerspiegelt haar interesse in de vertolking en programmatie van een
eklektische reeks nieuwe werken van zowel gevestigde als opkomende komponisten, en in de kreatie van nieuwe
werken. In de korte periode sinds het ontstaan van het ensemble behaalde het lovende kritieken voor zijn New
Yorkse concertseizoenen. Het bracht 13 premières van jonge New Yorkse of Amerikaanse opkomende komponisten,
naast diverse gevestigde komponisten als Sofia Gubaidulina, Kaija Saariaho, Luciano Berio, Iannis Xenakis en
Bernard Rands. De meest eminente vertolkers van 20e eeuwse muziek uit de stad vormen de kern van het ensemble.
Madeleine Shapiro is op dit ogenblik ook nog adjunkt-professor aan het Mannes College of Music in New York;
zij leidt er tevens het Contemporary Music Ensemble en geeft klassen over uitvoeringspraktijk van de 20e eeuwse
muziek.
programma: |
|
- Peter Sculthorpe: Requiem
- Kaija Saariaho: Petals for cello and electronics
- Karen Tanaka: Song of Songs for cello with electronics
- Jukka Tiensuu: Odd Job for cello and electronics
- Michael Gordon: Industry for cello and electronics
- Zhou Long: Wild Grass for cello and tape
- Augusta Read Thomas: Summer Bells for solo cello
|
Peter Sculthorpe behoort tot de belangrijkste Australische komponisten. Hij wordt algemeen
beschouwd als de schepper van een nieuw Australisch bewustzijn in de muziek. Door zijn verschillende
ontwikkelingsstadia en zijn absorptie van Euro-Amerikaanse, Aborigene en Aziatische bronnen verwierf Peter
Sculthorpe een individuele stijl.
Door zijn verwezenlijkingen als komponist kreëerde hij een nieuw muzikaal landschap, dat gebaseerd is op visuele
symbolen en mythen uit de Australische kultuur. Nationaal en internationaal verkreeg hij erkenning zonder
voorgaande, vooral door zijn muzikale verwezenlijkingen en zijn welslagen in het overbrengen door woord en
geschrift naar het publiek van de betekenis en het belang van zijn muziek voor Australië.
Kaija Saariaho (1952) is een Finse komponiste. Sinds 1982 verblijft ze in Parijs. Ze studeerde o.a. bij Klaus
Huber en Brian Ferneyhough in 1981-82.
Sinds 1983 schrijft ze elektronische muziek. Een element dat haar stukken overheerst is het zoeken naar de
relatie tussen timbre en harmonie. De elektronika wordt steeds in een evenwaardige rol gebracht naast de
instrumentale partij.
Jukka Tiensuu (1948) is klavecinist, pianist en dirigent met een breed repertoire van oude tot hedendaagse muziek.
Hij werkte als vrij improvisator met internationaal gekende muzikanten, en koncerteerde in de meeste Europese
landen, de VS en Azië.
Hij leidde kursussen in barokmuziek en hedendaagse muziek. Tot zijn komposities behoren zowel solowerken voor de
kantele (een cither-achtig Fins volksinstrument) als koor- en orkestwerken, werken voor akkordeon-ensembles en
elektronische en computermuziek.
De Japanse komponiste Karen Tanaka werd geboren in Tokio in 1961. Haar muzikale opvoeding startte met pianolessen
toen ze vier jaar was, vanaf haar tiende kreeg zij kompositie-onderricht. Na een studie Franse literatuur aan de
Aoyama Gakuin universiteit, studeerde zij vanaf 1982 kompositie aan de Toho Gakuen School of Music bij Akira
Miyoshi. Gedurende de vier jaar dat zij er studeerde won ze verschillende prijzen in Japan en Europa, zoals bij
de Viotti en Trieste wedstrijden en de Japanse Symphony Foundation Award.
Dankzij een beurs van de Franse regering verhuisde zij naar Parijs om er kompositie te studeren bij Tristan Murail
en op het Ircam te werken als intern assistent. In 1987 ontving zij voor haar pianoconcerto Anamorphose de
Gaudeamusprijs in Amsterdam, en in 1988 de Muramatsu Prijs. In 1990-91 studeerde zij bij Luciano Berio in
Florence.
Michael Gordon, geboren in Florida, groeide op in Nicaragua in een Oost-Europese junglegemeenschap in de
omgeving van Managua. Zijn muziek is gegroeid uit zijn ervaringen met underground-rockgroepen in New York en
zijn formele kompositietraining in Yale, waar hij studeerde met Martin Bresnick. Gordon is een van de oprichters
van het Bang on a Can festival in New York.
The Michael Gordon Philharmonic, ontstaan in 1983, groeide uit Gordon's streven naar direkte samenwerking met
muzikanten, die musiceren met de intensiteit en het engagement die zijn muziek vereist. Half strijkkwartet, half
rockgroep, spelen zij Gordon's verrassende mix van hoekige melodieën en stuwende ritmen met aanstekelijke
energie en verrassende humor. Gordon en de Philharmonic traden veelvuldig op in New York, en toerden doorheen de
VS, Canada, Engeland, België, Nederland, Duitsland en de voormalige Sovjetunie.
Zhou Long (°1953) is een in China geboren Amerikaanse komponist van orkestwerken, kamermuziek en vokale werken.
Hij maakt een effektieve synthese van de stijlen en tradities van zijn geboorteland en zijn geadopteerde
thuisland.
Hij emigreerde naar de VS in 1985 en is nu Amerikaans staatsburger. Zhou Long is afkomstig uit een artistiek
milieu en kreeg reeds vroeg pianoles. Tijdens de Kulturele Revolutie werd hij tewerkgesteld in een
staatsboerderij, waar landelijke taferelen zoals hevige stormen en woeste natuurbranden een diepe indruk
nalieten. In 1977 schreef hij zich in aan het Conservatorium van Peking, toen dit heropend werd.
Augusta Read Thomas (°1964) is co-professor aan de kompositiefakulteit van de Eastman School of Music, en was
gedurende drie jaar (1997-2000) composer-in-residence bij de Chicago Symphony.
Dirigenten als Mstislav Rostropovich, Pierre Boulez, Seiji Ozawa, Daniel Barenboim...programmeerden haar werk.
Tot haar werken uit het recente verleden behoren Words of the Sea, in opdracht van en met première door het
Chicago Symphony Orchestra o.l.v. Pierre Boulez, Chanson voor cello en orkest in opdracht van Rostropovich met
première door het Boston Symphony Orchestra o.l.v. Seiji Ozawa, Concerto for Orchestra (voor specifieke
orkestsamenstelling: 10 sekties - 8 concertinogroepen met 9 solisten en twee kamerorkesten) in opdracht van de
Chicago Symphony en gedirigeerd door Pierre Boulez.
Haar kameropera Ligeia (libretto Leslie Dunton-Downer, naar een kortverhaal door Poe) behaalde de prestigieuze
Internationale Orpheus Prijs (Luciano Berio presideerde de jury), en werd opgevoerd in Spoleto o.l.v.
Luca Ronconi.
DUO SONNEKUS
Sung Hae Park, sopraan
Jonny Axelsson, slagwerk
Sung Hae Park werd geboren in Seoel en groeide op in San Francisco. Zij behaalde een
Baccalaureaat in Muziekvertolking aan California State University, en studeerde later aan het Koninklijk
Muziekcollege van Stockholm, waar zij de voorbije 11 jaar verbleef.
Na haar komst naar Europa ontdekte zij haar interesse voor hedendaagse muziek, en inspireerde zij komponisten
als Johannes Fritsch (Keulen) en Christer Lindwall (Stockholm) ertoe muziek voor haar te schrijven. Sinds 1995
werkt zij met Jonny Axelsson samen in het Duo Sonnekus. Traditionele en hedendaagse Koreaanse muziek spelen een
belangrijke rol in haar zangrepertoire; met een programma rond Koreaanse kultuur deed zij een aantal recitals en
schooltournees. In andere samenwerkingsverbanden met pianisten focust zij op het traditionele Liedrepertoire.
Jonny Axelsson studeerde perkussie en kamermuziek aan de Muziekuniversiteit van Gothenburg. Reeds tijdens zijn
studies was het duidelijk dat zijn voorkeur ging naar hedendaagse kamermuziek, en hij groeide dan ook uit tot
een prominent figuur op het toneel van de internationale hedendaagse muziek.
Jonny Axelsson verwierf wereldwijd veel erkenning van muziekkritici, die de diepte en veelzijdigheid van zijn
interpretaties prezen. Als solist trad hij op in 19 landen, dikwijls op internationale festivals. Tot zijn
radioprodukties horen solistische opnames voor de BBC, de WDR, de SRF, de HRF, YLE en SR. Hij participeerde aan
talloze cd-opnames als solist en chambrist.
Intense samenwerking met komponisten vormt een integraal onderdeel van het werk van Jonny Axelsson. Dialoog en
geluidsexperimenten, speeltechnieken en strukturen geven impulsen voor nieuwe werken, hun ontwikkeling en
voltooiing. Een dergelijk proces kenmerkt de komposities op de solo-cd "Percussione con forza", en de werken
die voor hem geschreven werden door internationale komponisten als Kevin Volans, Volker Staub, Johannes Fritsch
en Fergus Johnston. Deze werkmethode, via experimenten en een permanente zoektocht naar het nieuwe, draagt hij
dankbaar over naar samenwerkingen met andere kunstvormen, zoals moderne dans en visuele kunsten.
programma: | |
- Johannes Fritsch: Litanei II : für sprechenden Schlagzeuger (1999/2000)
- Johannes Fritsch: III '99 (1999 voor Duo Sonnekus)
- Lars-Gunnar Bodin: Anima: for soprano and tape (1984)
- Kent Olofsson: Minotaur Labyrinth (1996-97/99)
- Jonny Axelsson: Mitt hus (1996 voor Duo Sonnekus)
|
Johannes Fritsch (Darmstadt 1941) studeerde altviool en kompositie aan de Musikhochschule in K
eulen, en musikologie, filosofie en sociologie aan de universiteit van Keulen. Tussen 1964 en 1970 was hij lid
van het ensemble van Karlheinz Stockhausen, en tevens leraar muziektheorie aan de Musikhochschule. Tussen 1971
en 1984 doceerde hij kompositie aan de Akademie für Tonkunst in Darmstadt, en leidde hij de seminaries voor
hedendaagse muziek. Met Rolf Gehlhaar en David Johnsson richtte hij de Feedback Studio op in Keulen. Sinds 1984
is hij professor kompositie aan de Musikhochschule aldaar.
STEPHIE BÜTTRICH MATTHEW OSTROWSKI
Stephie Büttrich werd geboren op 4 juli 1968 en besliste reeds na haar eerste
schreeuw een professionele gebruikster te worden van haar vokale snaren. Na muzikale studies in Keulen trok
zij naar Berlijn met de muzikale groep "College of Hearts".
Het theater was altijd een tweede passie naast muziek. Gedurende de laatste jaren trad zij op in diverse
muziek(/)theaterwerken van Piotr Klimak, Matthew Ostrowski, Anne Wellmer, Scott Blick en Paul Doornbusch.
Zij was ook soliste met het Gelsenkirchener Ensemble für Neue Musik. Sinds 1997 is zij ook lid van het Crash
Ensemble uit Ierland, een groep die zich inzet voor de hedendaagse muziek met gebruik van interaktieve multimedia.
Met Justin Bennett (drums en perkussie) en Anne Wellmer (live sampling en electronics) startte zij in 1999 het
Trio Grandmal.
Naast haar podiumvaardigheden is Stephie Büttrich ook een gretig organisator en koncertproducer, en leidt en
organiseert zij optredens in Nederland, Ierland en Duitsland.
Matthew Ostrowski werd geboren in New York; in de jaren '80 frekwenteerde hij het
bloeiende improvisatiegebeuren downtown en bespeelde hij antieke synthesizers, versterkte glaspanelen en kaduuke
bandopnemers in een lange reeks laaggewelfde ruimtes, waarvan de namen in de vergetelheid geraakt zijn; op deze
podia scherpte hij zijn talenten als geluidsmaker aan in het gezelschap van muzikanten als Zeena Parkins, Nicolas
Collins en Shelley Hirsch.
Hij was ook één van de aanstichters van de surrealistisch geïnspireerde Exquisite Corpses
projecten, die resulteerden in twee opnamen en diverse optredens in samenwerking met o.a. Ikue Mori, Catherine
Jauniaux en Anthony Coleman.
In 1987 vervoegde hij de zogenaamde rockgroep Krackhouse, waarin de drummer vervangen was door tape-loops en
radio's, en gelukkig geen gitarist aanwezig was op dat ogenblik. Hij was betrokken in diverse tournees en
opnameprojekten tot Krackhouse in het begin van de jaren '90 onder zijn eigen gewicht instortte. Rond dat
ogenblik begon hij ook samen te werken met het duo Gallio/Zimmerlin, met optredens en opnamen doorheen Europa.
Hij nam ook regelmatig deel aan het Cobra-projekt van John Zorn, en trad regelmatig op in New York met mensen
als Arto Lindsay, David Shea, Mike Patton, en tientallen anderen. Uitvoeringen onder zijn leiding verschenen op
de Cobra Live cd van de Knitting Factory.
Daarnaast besteedde hij een groot deel van zijn tijd aan praktisch onuitvoerbare multimedia muziektheaterstukken,
met akteurs, video, dia's en keukenspoelbakken. "The Ruin" werd uitgevoerd tijdens New Music America, en "Vox Dei"
voor 4 zangstemmen, sampler en video werd uitgevoerd in het Paradiso te Amsterdam, tijdens het Chaos en
Verbeelding festival in Haarlem en in Den Haag.
Uitstapjes buiten het nieuwe muziekghetto vormen de geluidsinstallaties opgesteld in New York, Nederland en
Zwitserland, en muziek voor theaters in Philadelphia en New York. Gedurende 7 jaar sleepte hij zich iedere week
naar East Orange in New Jersey om de draaitafels te folteren van het radiostation WFMU-FM; hij draaide er alle
denkbare muziekstijlen, en dikwijls tegelijkertijd.
Sind 1993 werkt hij als komponist en geluidsmeester voor het flitsende en imponerende Elizabeth Streb/Ringside
dansgezelschap, waar hij muren, vloeren en trampolines versterkt en onder handen neemt. Op dit ogenblik
spendeert hij een groot deel van het jaar aan tournees met hen, en beukt hij het publiek plat in de USA en
Groot-Brittannië.
Sinds datzelfde jaar verruilde hij ook de Verenigde Staten voor Nederland, en zijn afgeleefde synthesizer voor
een afgeleefde computer in de jacht naar altijd maar sterker middelen om de woeste herrie in zijn eigen brein te
reproduceren. Dit resulteerde o.a. in een reeks live solo-stukken voor sampler met komputersturing, waarin snel
evoluerende dense geluidsmuren gekreëerd worden in een verpletterende rollercoaster-rit, en kulmineert in zijn
massieve werk Vertebra.
Ostrowski verdeelt zijn tijd tussen Nederland en de USA, rondtrekkend met Ringside en werkend aan zijn volgend
stuk, een muziektheaterstuk geïnspireerd door de film noir klassieker Double Indemnity.
|