koncertberichten
TRIO DIRITTO
Het blokfluittrio Diritto werd in 1989 door Jeremias Schwarz, Martin Hublow en Ines Rasbach in Frankfurt opgericht. Het was het eerste ensemble dat ooit een eerste prijs won op de befaamde Internationale Blokfluitwedstrijd van Calw (Duitsland). Sindsdien is Trio Diritto een internationaal begrip geworden. In 1994 verscheen een eerste CD op het Moeck label. Tal van komponisten schreven voor het trio, onder hen György Kurtàg, Rolf Riehm, Myriam Marbe, Violeta Dinescu, Georg Kröll, en Anatol Vieru.
Jeremias Schwarzer studeerde blokfluit in Frankfurt en Zürich. Hij won de eerste prijs als solist op het Internationaal blokfluit concours van Cawl. Voor het oude repertoire werkt hij vaak samen met klavecinist Egon Mihaljovic en sinds 1994 is hij ook aktief met improvisatie en muziek-performance (o.m. met danseres Dorothea Rust). Jeremias Schwarzer doceert blokfluit aan het Nurembergse Meistersinger-Konservatorium.
Ines Rasbach studeerde in Frankfurt en Rotterdam. Zij behaalde eerste en tweede prijzen op de Jugend Musiziert wedstrijd in 1986 en 1988. Ines Rasbach is ook lid van het blokfluitkwartet Carré, dat samen met slagwerker Michael Weilacher in 1998 laureaat werd van het Wettbewerb für junge Kultur Düsseldorf.
Martin Hublow studeerde in Stuttgart en Frankfurt. Hij speelde o.m. met Musica Antiqua Köln en La Stagione Frankfurt. Hij doceert blokfluit aan de muziekscholen van Leipzig en Frankfurt. Sinds 1996 is hij ook gastdocent op de Zomerkursussen voor Oude Muziek van Warschau.
programma
Veränderungen (1993) van Stefan Thomas (°1968)
au coeur du silence...(1995) van Violeta Dinescu (°1953)
Et in Arcadia Ego (1996) van Anatol Vieru (1926-1998)
Round of Talks (1994) van Georg Kröll (°1934)
Renaissance (1997) van Myriam Marbe (1931-1997)
Without Compression (1997) van Rolf Riehm (°1937)
REINIER VAN HOUDT
Reinier Van Houdt is al van z’n 10 jaar bezig met muziekmaken: hij bestudeerde de piano, maakte geluidsobjekten met behulp van taperecorders, haalde ongewone geluiden uit alledaagse voorwerpen, improviseerde in diverse groepen, experimenteerde met notatie, fabriceerde hoorspelen en klanklogboeken. Na de middelbare school ondernam hij uitgebreide pianostudies in Den Haag en Budapest, tot het uiterste een fascinatie volgend voor de niet noteerbare aspekten in muziek, die het bewustzijn uitdagen: kleur en timing. Timing als de kiemcel van het musiceren, waar het vertolken raakt aan improvisatie. Zijn pianistiek ging terug naar de principes van het pre-digitale tijdperk: muziek is niet terug te voeren tot een partituur, tien vingers, of de pseudo-eeuwigheid van ronde geluidsdragers. Op zoek naar een muziek die niet door intellektuele of emotionele manipulatie tot stand is gekomen, "ontdekte" en speelde hij de afgelopen jaren: Erik Satie (Satie festival Bremen), Maria de Alvear (kreatie in Moskou), Giacinto Scelsi (komplete suites in Rotterdam, Toronto, Oakland), John Cage (komplete Wintermusic in Düsseldorf), Morton Feldman (Triadic Memories in New York), Alvin Lucier (Logos, Gent), Gordon Monahan, Alvin Curran, Jerry Hunt (Edmonton). Muziek als een prisma, het geluid brekend in allerlei kleuren en vormen.
Verder is Reinier Van Houdt lid van Ives Ensemble, het Maarten Altena Ensemble en zijn eigen groep Igitur). Samen met cellist Paul De Jong nam hij een CD op met muziek van de Russische komponiste Galina Ustvolskaya.
programma
Alvin Curran:
for Cornelius (1982/1993)
Inner Cities II (1994)
The Last Acts of Julian Beck (1985)
- Julian steps out for a cappucino
- He meets his maker on upper Broadway
- Walks into "Paradise Now"
Inner Cities 6 & 7 (1999)
ALVIN CURRAN
Het Amerika van mijn jeugd in de jaren '40 en '50 was een muzikaal Amerika. Ik luisterde naar alles, van de Torah tot Tatum, en ik leerde. De nachtelijke geluiden van Providence waren mijn bedvertellingen. "Als je piano leert, heb je altijd iets om op terug te vallen", placht mijn vader te zeggen. Ik deed het. Hijzelf speelde trombone en zong in het Engels en Jiddish. Clark Coolidge speelde drums, en zijn vader Arlan voerde een strijkkwartet aan. Er waren bands en filharmonieën, combo's en Mozart.
In 1956, aan Brown University, begon ik kompositie te studeren onder de hoede van Ron Nelson; ik behaalde het diploma met onderscheiding en kreeg de Walter J. Nelson Prijs voor Muziek. Inspirerende graduaatstudies bij Elliott Carter en Mel Powell in Yale brachten me dichter bij mijn beroep. Naast mijn graduaat ontving ik de Bearns en BMI Prijzen evenals een Fulbright Beurs voor Italië. De oprichting van de groep Musica Elettronica Viva in 1966, samen met Frederic Rzewski en Richard Teitelbaum, markeerde het eigenlijke begin van mijn loopbaan. Gewapend met elektrisch versterkte rommel, met anarchie en utopie, kende het MEV-ensemble gedurende 5 jaar zeer veel sukses; het speelde meer dan 200 koncerten (met komposities en groepsimprovisaties) in Europa en de USA, en er werden een aantal platen gemaakt. In het begin der zeventiger jaren verkoos ik het pad van de solo-performance, en maakte ik een reeks werken met opgenomen natuurgeluiden, synthesizer, hoorn, stem, piano en gevonden voorwerpen. De voornaamste waren: "Songs and Views from the Magnetic Garden", "Light Flowers/Dark Flowers", "The Works" en "Canti Illuminati". Meer dan een decade werden deze uitgevoerd op de meeste festivals en in de centra voor hedendaagse muziek in Europa en de USA. Van 1975 tot 1979 was ik fakulteitslid van de Accademia Nazionale d'Arte Drammatica in Rome; ik was zeer aktief in de experimentele theaterscène daar, en werd bevriend met de komponist Giacinto Scelsi. Op het eind van de 70er jaren begon ik opnieuw voor akoestische instrumenten (vooral piano en kleine ensembles) te komponeren, terwijl ik mijn werk met tape en elektronische media voortzette. Tezelfdertijd zocht ik buiten de koncertzaal naar meer geschikte uitvoeringsruimtes, wat leidde tot een aantal werken in havens, monumentale gebouwen, tunnels, kelders, aan kustlijnen, in groeven en op rivieren. Uit deze zoektocht ontstonden: de "Maritime Rites" serie (een muzikale beschrijving van de oostelijke zeekust), "Monumenti" voor de totaliteit van de binnen- en buitenruimtes van de oude opera van Frankfurt, "Waterworks" voor computergestuurde scheepshoorns, en "Notes from Underground" voor 70 "begraven" luidsprekers. "1985-A Piece for Peace"(1984) en "Crystal Psalms" (1988) onstonden in dezelfde geest, en werden specifiek voor de radio gekomponeerd; de rechtstreekse simultane uitvoerders kwamen uit 6 verschillende Europese landen. Nog tot de grotere radiowerken behoren "For Julian" (dat de Internationale Prijs Ars Acoustica in de wacht sleepte in 1987) en "Erat Verbum", een kompleks radiowerk met live performers, die simultaan spelen uit diverse delen van de wereld. Van 1986 tot 1987 was ik artist in residence voor een DAAD-programma in Berlijn, en in deze periode ontwikkelde ik een groot solowerk, "Electric Rags" voor MIDI Grand Piano, computer en synthesizers. Een recente samenwerking met de choreografe Trisha Brown leidde tot het ontstaan van drie nieuwe werken: voor piano en tape, voor strijkkwartet, en voor sampler en tape, nu in haar huidige repertoire. Onlangs kreeg ik 2 NEA beurzen, en werd benoemd tot Milhaud Professor in Kompositie in Mills College.
INNER CITIES II
Publieksparticipatie is één van die auto-deuren die nooit echt goed open kon - zoals de poort die Michael Palmer oliede bij het forum van Trajanus, ten oosten van Filmore en ten westen van Tadjikistan, vlakbij het huis van Scelsi. De chauffeur van graaf Scelsi had een vreselijke allergie aan lapbonen die hem belette recht te rijden in de lente of in om het even welk seizoen. Maar autodeuren waren een nieuwe artistieke vorm, in de jaren 60 op dezelfde dag door Kojak en Kaprow uitgevonden. Diezelfde dag gaf het ensemble Musica Elettronica Viva een benefietkoncert voor de derde leeftijd in de Bay Guardian, toen een gedistingeerde monarchistische dame het podium opsprong en riep: "Deze muziek is dood, leve Ubu Roi, leve de Andrew Sisters." Terwijl deze dame (die in Berkeley publieksparticipatie-workshops gaf) verondersteld werd konnekties te hebben met de Griekse Mythologie, oefende ik, zoals vele anderen, thuis toonladders op een alomtegenwoordig historisch meubelstuk, zonder hetwelk een huis nooit terecht huis kon genoemd worden, en bijgevolg een stad een stad. Stadsmuziek bestond lang voor Hip-Hop en de Steen van Rosetta. Zeus beschreef het als een universele zwarte doos op wielen waarin al de dode zielen leefden. Aldus was de piano, zoals het uiteindelijk ging heten, in werkelijkheid een hamerkerkhof. Czerny, Moscheles, Clementi, Lischititski en Kodaly, bijna allemaal artritische Europeanen, leefden er zij aan zij met Duke Ellington, Earl Hines, Gershwin, Art Tatum, Fanny Hensel, Lennie Tristano, Chopin, Cardew, Feldman en Rozart. In die zin is de piano een prototype en instrument van de demokratie - zelfs Zeus had dit ingezien. In die zin ook had mijn vader gelijk toen hij suggereerde dat indien ik mij ernstig zou toeleggen op de piano ik altijd iets stevigs zou hebben om op terug te vallen. Beetje bij beetje heeft hij zich erbij neergelegd dat ik eenvoudigweg in de piano tout court gevallen was, ongeacht wat ik gedronken had. Inner Cities is mijn 'historisch centrum' zoals in Rome de Via di Portico d'Ottavia, waar de joden handeldrijven in handgemaakte wollen matrasvulsels zoals zij dat al meer dan 2000 jaar doen en in een getto ontstaan uit pauselijke bullen, Ionische zuilen en restaurants.
Of het nu een stroomschema van mijn recente geschiedenis of een stratenplan van Atlantis is, het blijft een 50 minuten durende pianosuite, oorspronkelijk bedoeld als een reeks korte neurale kaarten van 2 tot 5 minuten elk, gebaseerd op iedere grote stad die voor mij iets te betekenen had, en gekomponeerd vanuit een geïnspireerde onbevangenheid. Maar dit koncept liep helemaal uit de hand, toen een La-groot akkoord in eerste inversie verscheen en niet meer weg wou. Ik geef toe dat ik de moed niet had dit werk met dit akkoord aan te vangen, want alhoewel het een voorname doorbraak leek te zijn, was het passender dat een eland uit Yellowstone National Park als eerste zou spreken in deze muzikale geografie - zo de voorrang gevend, zoals ik vaker doe, aan de muziek van het dierenrijk. In elk geval, na zo'n 10 minuten van stijgende tweevingerige pianospasmen, begeleid door een alomtegenwoordige saxofonist, de eland en muziek van een Bar Mitzvahfeest uit de jaren '50, komen we bij La-groot en de eigenlijke muziek begint, zoals Kojak's Pontiac op weg naar de dokken van Brooklyn. Eens daar geven de slechteriken zich over en gaat het scenario over in een koncert waar ik voor het eerst in het openbaar kan gezien worden als ik een partituur van eigen hand uitvoer - een zuivere zelfimitatie. Intuïtief, nabootsend, politonaal. Maar gelukkig gebeuren er een aantal genetische dingen, waaronder de verwachtte en gevreesde publieksparticipatie, totdat de klanken van het versterkte gebonk van de echte innerlijke stad onze Amtrak koncertzaal binnenvalt.
Deze muziek is gebaseerd op het welgekende Schenkeriaanse principe dat wat naar omhoog gaat ook naar omlaag moet, tot zover de geschreven informatie. Laat ons rustig gaan zitten en uit het raam kijken. (Alvin Curran)
TEGENWIND
Het fluittrio Tegenwind bestaat uit drie virtuoze musici: Anne La Berge, Marieke van der Horst en Lia Koolmees. Zij leggen de klemtoon op het repertoire dat het akoestische instrument (de volledige dwarsfluitfamilie, van piccolo tot kontrabas) met elektronika kombineert. Zo kreëerden zij werk van o.m. Christopher Fox, Chiel Meijering, Geurt Grosfeld en Frank Crijns. Centraal in dit programma staat Luc Ferrari’s ‘Madame de Shanghai’, daarnaast brengt Tegenwind ook nog werk van Michael Smetanin, Anne La Berge en Frank Crijns.
programma
Olin (1999) voor fluittrio van FRANK CRIJNS
Madame de Shanghai (1996) pour 3 flûtes et sons mémorisés van LUC FERRARI
slave (1999) voor fluit en opgenomen fluiten van ANNE LA BERGE
Nontidiscordarmime I (1991) van MICHAEL SMETANIN
Olin, voor fluittrio (1999) – Frank Crijns
Olin is een woord van de Maya’s, het staat voor beweging (in het getalstelsel van de Maya-kultuur stemt het overeen met dag 4, wat ‘beweging’ betekent). Het werk gaat over drie verschillende benaderingen van ‘beweging’.
- zenuwachtige -quasi rubato- repetitieve beweging; agile, agitato e ritmico
- meditatieve, verstilde beweging; sostenuto
- pulsrock-achtige beweging; ardito, con moto
Madame de Shanghai pour 3 flûtes et sons mémorisés (1996) – Luc Ferrari
"Het ‘Trio d’argent’ vroeg mij een werk met tape te komponeren, dat zou passen in een programma met als thema Azië. Ik ben toen op het idee gekomen te werken met de spiegel en zijn beeld. In de eerste plaats heb ik aan een jonge Chinese, Li Ping Ting, gevraagd te gaan wandelen in het Parijse 13de arrondissement, dat als een spiegelbeeld van Azië kan ervaren worden. Zij vraagt in een videozaak of zij "The Lady from Shanghai" hebben van Orson Welles, en na vele avonturen belandt zij in het spiegelpaleis van de film. Daar wordt haar leven erg problematisch.
In de tweede plaats is er de partituur voor de drie fluiten, die ook gebouwd is op het idee van de spiegel. Op een basistoon die een horizontale spiegel voorstelt, schikken zich, onder en boven, melodische accidenten, waaruit beelden en hun reflekties ontstaan. De tijd van het stuk kan ook als een vervormende spiegel gezien worden, het einde is de herkenning van het begin, maar een beetje alsof de spiegel door de hitte van het drama beslagen raakte.
Ik kan tenslotte ook zeggen dat deze ‘dramatische komedie’ een beetje een hommage aan de film van Orson Welles is.
Slave voor fluit en opgenomen fluiten (1999) – Anne La Berge
slave werd gekomponeerd voor het X-OR Electronic X-tensions festival in de Haag, in april 1999. De opgenomen fluit is gebaseerd op transkripties van de drumpartijen van Sonic Youth nummers. De live partij is een gestruktureerde improvisatie die zich beperkt tot 8 specifieke (dissonante) multiphonics. Instrumentisten zijn gekend om zichzelf slaaf te laten worden van de stijl- en techniektradities van het repertoire eigen aan hun instrument. In dit geval krijgt de fluitiste de taak te spelen in een omgeving van door elkaar geklutste drumbeats en feedback, geen van beide eigen aan de fluittraditie. In dit geval is de fluitiste slaaf van een vreemde traditie.
Nontidiscordarmime I (1991) – Michael Smetanin
Dit werk, uit een reeks van drie, is geschreven in opdracht van fluitiste Laura Chislett. Haar expertise en geduld waren van onschatbare waarde bij het komponeren zelf. De drie korte stukken vormen een reeks waarvan de delen ook afzonderlijk gespeeld kunnen worden.