inhoud   kalender   koncertberichten   gemedieerde muziek   newfoundland   logos on the road   kolofon

Koncertberichten

 

 

Hemmi & Cuypers
dinsdag 4 maart 2003 om 20 uur

programma:

Tamara Cuypers
  • "Voices Rising" (2000) - Rodney Rogers
  • "Passages of the Beast voor klarinet en een elektronische ghost score" (1978)
      - Morton Subotnick
  • "Meditations voor demi-klarinet en demper (1990)" - William O'Smith
  • "Romanza a la muerte de un ave voor klarinet en tape" (2002) - Graciane Finzi

Yasutaka Hemmi
  • "Labyrinth X" (1997/1999) - Keiko Harada
  • "Dream Structure III" (1994) - Motoharu Kawashima

Voices Rising werd geschreven voor Robert Spring, klarinetprofessor aan Arizona State University. Spring kreëerde het stuk op 14 juli 2000 tijdens het jaarlijks klarinetkongres van de International Clarinet Association.
Het stuk is tematisch gebaseerd op een middeleeuwse chant. Tijdens het spelen van het stuk doet de klarinetklank de snaren van een piano vibreren. De resonerende noten zijn de hoofdnoten van de chant. Deze komen het duidelijkst naar voren in de langzame passages. De klarinettist gebruikt cirkulaire ademhaling om de lange, repetitieve passages niet te onderbreken.
Rodney Rogers is een Amerikaans komponist die lesgeeft aan Arizona state University. Zijn werken -o.a. voor orkest, koor, blaasensembles en allerlei kamermuziekformaties- wordt vooral in de VS vaak gespeeld.


Morton SubotnickMorton Subotnick is één van Amerika's gekendste komponisten van elektronische muziek. In de jaren zestig en zeventig gebruikte hij vooral tape, belichting, film, versterkte instrumenten en de Buchla modular synthesizer. Tussen 1977 en 1983 schreef hij twaalf werken voor instrumenten of stem en een elektronische ghost score. Daar is Passages of the Beast er één van. De klarinetklank wordt versterkt en vervormd door de "ghost" software.
In zijn werken van na 1990 gebruikt hij komputergestuurde geluidsontwikkeling, de speciaal ontwikkelde software "Interactor", en intelligente komputer besturing waardoor interaktie tussen de uitvoerder en de komputer mogelijk wordt.
Subotnick maakte drie CD-Roms: All my Hummingbirds have Alibis (1994), Making Music (1996), en Making More Music (1998).
Momenteel werkt hij in de California Institute of the Arts. Hij reist ook vaak in Europa en de Verenigde Staten als spreker en komponist/uitvoerder.
Passages of the Beast was de eerste grote kommissie van de International Clarinet Society (nu: ICA). Het werk werd gekreëerd door Ramon Kireilis op 10 augustus 1978 in de Universiteit van Toronto (Canada) tijdens ICA's jaarlijks kongres.
Ramon Kireilis: " The title refers to the recent version of the butterfly metaphor Mr. Subotnick has been working with for several years. In the case of the beast pieces, the emergence of the butterfly is seen as the struggle of emergence of "beastness" and "humaness". The emergence of "beastness" is the emergence of passion, pain and joy. The movements are titled Before Dawn, Awakening, Night song, and Dance of Emergence".


William O'Smith (°1926) wordt internationaal erkend als één van de belangrijkste pioniers in de ontwikkeling van nieuwe technieken op de klarinet. Hij begon zijn ideeën uit te werken in 1959, het jaar waarin hij "Five pieces for clarinet alone" schreef, één van de eerste komposities met multiphonics. In datzelfde jaar maakte hij in de Columbia -Princeton Electronic Music Studios in New York het eerste werk dat een akoestische klarinet kombineert met een tape waarop vervormde klarinetklanken te horen zijn. Een paar jaar later, samen met Paul Ketoff in Rome, assisteerde hij bij de ontwikkeling van de eerste draagbare elektronische synthesizer en klarinet mikrofoon. Zijn kataloog van meer dan 200 klarinet multiphonics (1960) is nog steeds de meest gekonsulteerde en meest akkurate.
Meditations (1990) wordt gespeeld op een demi-klarinet (het onderste gedeelte van de klarinet), samen met een loodgietersontstopper (wordt gebruikt als demper). De vier delen van het werk worden telkens voorafgegaan door een gesproken tekstfragment uit de "Medidaties" van Marcus Aurelius.


De komponiste Graciane Finzi (°1945) geeft les aan het konservatorium van Parijs en kreeg tal van internationale prijzen. Haar werken worden op zowat alle kontinenten gespeeld.
Romanza al muerte de un ave voor klarinet en tape (2002) is gebaseerd op een oud verhaal van een vogel die maar éénmaal kan zingen in zijn leven. De vogel zingt terwijl hij zichzelf dodelijke verwondt aan de doornen van een struik.


Tamara CuypersTamara Cuypers is een Vlaamse klarinettiste die reeds op podia stond in België, de USA, Mexiko, Spanje, Zwitserland, Frankrijk en Zweden. Cuypers behaalde het Meester in de Muziek diploma bij F. Arteel in Gent en vervolgde haar studies aan Arizona State University waar ze een Masters (MM) en Doktoraat (DMA) haalde in Clarinet Performance. Vooral als leerlinge van Robert Spring kwam ze in kontakt met nieuwe uitvoeringstechnieken (cirkulaire ademhaling, meervoudige artikulatie, multiphonics, etc) en het moderne repertorium. Ze was ook twee jaar assistent van Dr. Robert Spring aan dezelfde universiteit.
Ze soleerde tijdens internationale kongressen van de International Clarinet Association in Oklahoma en Stockholm, en heeft talrijke solo en kamermuziek recitals op haar aktief.
Samen met pianist Bart van Kerckhove vormt ze de basis van het Aram Ensemble, dat vooral Russische en Oost-Europese werken speelt. Ze werd ook finaliste van drie buitenlandse wedstrijden (ICA Young Artist Competition 2000, Jennings Butterfield Young Artist Competition 1999 en de ASU Concerto Competition 1998).

Labyrinth X (1997/1999) -opgedragen aan George van Dam- is het laatste werk in een serie Labyrinth stukken. Volgens de komponiste Harada lijkt de muziek in dit werk op iemand die door een labyrinth dwaalt en zonder het zelf te beseffen vaak dezelfde gangen doorloopt. Alhoewel de muren in zijn herinnering voortdurend van plaats veranderen herkent hij toch bepaalde patronen en strukturen die telkens terugkomen. De korte passages met verschillende klankkleur in het begin worden geleidelijk langer en ontvouwen beetje bij beetje dit labyrinth.
De Japanse Keiko Harada (°1968) is de laatste jaren steeds vaker te horen op festivals in Zweden, Italië, Duitsland en Japan. Ze schreef werken voor groepen als het Ictus Ensemble, Nieuw Ensemble (Nederland), Elision Ensemble (Australië) en het Ensemble Modern. Ook voor individuele muzikanten zoals Takashi Yamane of Yo-Yo- Ma komponeerde ze. Harada werkte ook samen met de Japanse choreograaf Koshi Hidama, het Ku Nauka theater en in 2002 komponeerde ze de soundtrack voor de film "Women in the Mirror" van Kiju Yoshida. Zelf dirigeert ze in Tokyo ook het "Ensemble Manufacture" sinds 1989.
In 2001 verscheen een CD met haar werken gespeeld door het Ictus Ensemble.


Dream Structure III is het eerste theatrale werk van de jonge komponist Kawashima. Het stuk is gebaseerd op de verdeling van de slaap in tweede fases. De niet-REM fase (diepe slaap) en de REM fase korresponderen met een stationaire en een ontwikkelingsfase van het werk.
Motoharu Kawashima (°1972) studeerde aan de universiteit van Tokyo bij Jo Kondo and Isao Matsushita. Vooral in Japan kreeg hij de voorbije jaren verschillende prijzen. Zijn recent werk is vaak theatraal en humoristisch.


Sinds 2001 is Yasutaka Hemmi (°1971) de vaste violist van het Vlaamse ensemble Champ d'Action. Hij belandde in België omdat hij zich verder wou specialiseren in de hedendaagse muziek. Aanvankelijk studeerde hij viool in Japan en volgde daarna kursussen bij o.a. Irvine Arditti. Recent werd hij uitgenodigd op festivals voor nieuwe muziek in Akiyoshidai (Japan), Melbourne (Australia), Brisbane Biennial (Australia) en Belfort (France).

 

 

<M&M> Ensemble
donderdag 13 maart 2003 om 20 uur

Moritz Eggert"Hämmerklavier" is een cyklus van solo piano werken waaraan Moritz Eggert sinds het begin van de jaren '90 werkt. De titel verwijst niet naar het oude pianoforte type of naar de sonate van Beethoven maar naar een houding van de muzikant ten opzichte van de uitvoering.
De piano is hier niet zo maar een instrument maar een tegenstander, de pianist bespeelt niet zomaar de toetsen maar moet echt een "performer" in de brede zin zijn. De stukken zijn allemaal zeer moeilijk en maken een "neutrale" aanpak door de muzikant bijna onmogelijk. De pianist moet zichzelf grotendeels kunnen wegdenken tijdens de uitvoering en moet een karikatuur ad absurdum kunnen maken van zijn pianistieke mogelijkheden. Eggert: "Voor mij klinkt muziek het interessantst in dit grensgebied tussen het komische, het kinderlijke en het absurde." En dit is ook toepasbaar op zijn player-piano stuk "Hämmerklavier XIV: The trouble with trills" (2002) dat Eggert voor Logos schreef en dat tijdens dit koncert in première gaat. Op een zeer extreme wijze wordt de piano door de automaat overladen met tientallen gelijkertijdige razendsnelle trillers.

Moritz Eggert (°1965) studeerde piano en kompositie in Frankfurt, Munchen en London. Als komponist kreeg hij reeds een hele trits kompositieprijzen en beurzen. Naast werken voor kleinere bezetting schreef hij ook reeds 2 opera's. Van de Haemmerklavier cyklus verscheen in 1997 een CD bij het label Wergo.


<Baklava> (2003) van Godfried-Willem Raes is een stuk voor basklarinet, komputer en robotorkest. Een duo voor mens en machine dus. Het komputerprogramma voor <Baklava> werkt volkomen interaktief. De partituur laat erg veel mogelijkheden voor de uitvoerder, maar toch is het beslist geen improvisatie.
Obligaat is in elk geval het spelen van de zestien muzikale patronen zodat ze door de komputer worden herkend. Immers deze patronen vormen het syntaktisch materiaal op grond waarvan het <GMT> programma voor Baklava kompositorische beslissingen neemt. Het is dan ook erg belangrijk dat de patronen herkend worden aangezien de opbouw van de kompositie staat of valt met een geslaagde herkenning van de patronen in datgene wat de speler speelt. <Baklava> maakt geen gebruik van enige vorm van a priori sekwens, maar komponeert in real time in volkomen afhankelijkheid van de muzikale input van de speler. Alles wat deze binnen het tijdsbestek van het stuk speelt wordt door de komputer geregistreerd en verwerkt. Het wezen van deze volkomen non-lineaire kompositie is dan ook vervat in de formulering en uitwerking van het regulerend systeem waarvolgens de muzikale input wordt verwerkt. Komponeren betekent in dit stuk het ontwerpen van een spel.
Het <Baklava> programma toont de speler op het scherm welke noten werden herkend. De speler mag zich tegenover de komputer opstellen als tegenover een eerder hardhorige (lees: domme) leerling. Het (omspeeld) herhalen van noten tot ze herkend worden behoort heel bewust tot de retoriek van deze kompositie. Telkens een patroon met sukses werd herkend neemt het programma enkele beslissingen met betrekking tot het verder verloop van het stuk. Om dit zowel voor de speler als voor de luisteraar duidelijk te maken, worden deze momenten hoorbaar gemaakt door de komputer een vooropgenomen sample te laten afspelen.
De patronen -wanneer ze uit meerdere noten bestaan- moeten niet noodzakelijk aansluitend worden gespeeld. De noten mogen worden voorzien van tussenspelen, versieringen, .... maar moeten wel op exakt de voorgeschreven toonhoogte en tijdsduur worden gespeeld. Let er echter op, dat de komputer in zo'n geval wel eens een ander patroon kan herkennen dat wat de speler zich voor ogen hield! De partituur is louter eksemplarisch en dus volstrekt niet preskriptief. Zij geeft een mogelijke realisatie van het stuk weer, niet de ideale.
Studente Eva Van de Voorde speelt de klarinetpartij in <Baklava>.

 

 

Kamermuziek
donderdag 20 maart 2003 om 20 uur

Studentenensemble Experimentele Muziek van de Gentse Hogeschool
Thomas Smetryns (gitaar), Heleen Van Haeghenborgh (piano), Jonas Pannecoucke (gitaar), Eva Van de Voorde (basklarinet), en Barbara Buchowiec (altviool).

programma:
  • 2 stukken uit "Treatise" van Cornelius Cardew
  • Gavin Bryars "The Squirrel And The Ricketty-Racketty Bridge"
  • Gavin Bryars "Long Player"
  • Michael Parsons "a piece for guitars"
  • Frederic Rzewski pour piano (zeshandig)

Scratch werd opgericht in 1969 door Cornelius Cardew, Howard Skempton en Michael Parsons. Bij de eerste bijeenkomst van de formatie -de term orkest is hier wellicht niet helemaal op zijn plaats- waren er een vijftigtal entoeziastelingen, niet alleen musici, maar ook schilders, beeldhouwers, performers, studenten, bedienden en ambtenaren... samengekomen om zich in te zetten voor experimentele uitvoeringen. Scratch-muziek vormde daarbij een facet naast andere zoals improvisatie, het spelen van komposities van de eigen leden of geestesverwanten, het spelen van populaire klassieke werken maar dan op een wijze zonder overeenkomst met de bedoeling van de komponist, noch met de verwachting van het publiek.

Scratch music was en is genoteerde muziek gericht op en bestemd voor uitvoering door de groep. De komponist zelf behoort tot de groep en neemt deel aan de uitvoering van zijn werk. De aard van die notatie werd evenwel nergens vastgelegd, en elke muzikus of lid van het ensemble diende te beschikken over een eigen partituur of notitie schrift. Wel gold notatie die niet kon worden gespeeld door de leden, als volstrekt onzinnig en taboe. Komplekse muziek -in de zin van Ferneyhough of Boulez- had binnen scratch dan ook geen schijn van kans en werd veelal als fascistisch afgedaan. Lang niet alle 'Scratch' stukken werden geschreven of gekoncipieerd voor uitvoering door de gehele groep. Vele ervan konden alleen door meer ervaren musici worden gespeeld. Stukken konden en mochten dus aangepast en gewijzigd worden.

Scratch oversteeg het muzikale in grote mate en dit was duidelijk te zien in de de muziek- definitie die in de beginselverklaring lag vervat: "the word music and its derivatives are here not understood to refer exclusively to sound and related phenomena (hearing etc). What they do refer to is flexible and depends entirely on the members of the Scratch Orchestra". Dat scratch zich afzette tegen het elitarisme van de Darmstadtse school en het post-serialisme en dat de beweging op estetisch vlak weinig taboes kende (afgezien dan van een kwazi unanieme afwijzing van het kommercieel populaire), is duidelijk.

Andere werken op het programma zijn van Frederic Rzewski en Gavin Bryars (°1943, UK). Deze laatste begon in de vroege jaren '60 als improvisator (o.a. met Derek Bailey) te spelen en werkte daarna een tijd samen met John Cage in de VS. In volle Scratch-periode maakte hij ook samen produkties met Cornelius Cardew en John White. In 1969 richtte hij het legendarische Portsmouth Sinfonia op (een orkest samengesteld uit professionele en totaal ongeschoolde, beginnende muzikanten die bekende klassiekers "speelden"). Zijn eerste grote werken waren vooral "The Sinking of the Titanic (1969)" en "Jesus' Blood Never Failed Me Yet (1971)". Nadien schreef Bryars nog zeer veel werken, ondermeer een drietal opera's en een serie vokale werken voor het Hilliard Ensemble en het Orlando Consort. Bryars werkte ook nauw samen met visuele kunstenaars en met choreografen als William Forsythe, Lucinda Childs en Merce Cunningham.

 

 

1953
donderdag 27 maart 2003 om 20 uur

Als het over experimentele muziek gaat, is de know-how en het enthousiasme in Logos overvloedig aanwezig (er is zelfs een plaatsgebrek om de oude apparatuur te stokeren!). Voor één keer geven we een koncert zonder aktuele nieuwigheden maar gebruiken we onze kennis om een beeld te geven van de muzikale en artistieke avant-garde van 50 jaren geleden...

Programma:
  • December 1952 (1952) - Earle Brown
  • Kompositie nr5 met reine tonen (1953) - Karel Goeyvaerts
  • Williams Mix (1952-53) - John Cage
  • Octet I for Eight Loudspeakers (1953) - Earle Brown
  • Intersection for Magnetic Tape (1953) - Morton Feldman
  • Study 10 for player-piano - Conlon Nancarrow
  • Preludes voor piano (1953) - Galina Ustvolskaya
  • Oote (1953) - Jan Hanlo
  • L'Anticoncept (1952) - Gil Wolman
  • Klankgedichten van Carlfriedrich Claus

Karel GoeyvaertsIn de elektronische muziekwereld bewoog er zeer veel anno 1953. In de VS waren de pioniers Vladimir Ussachevsky en Otto Luehning volop aktief net als Pierre Henry en Schaeffer in Frankrijk. De eerste lange "symfonische" werken zagen het daglicht zoals de "Voile d'Orphée" (15 minuten) van Henry of de Studie I van Stockhausen (bijna 10 minuten). Over de vraag of dit laatste werk ook het eerste stuk is dat enkel bestaat uit sinustonen bestaat diskussie want in hetzelfde jaar komponeerde onze landgenoot Karel Goeyvaerts zijn elektronische "Kompositie nr 5 met reine tonen". (Deze diskussie is niet echt relevant want er waren op dat moment reeds veel werken gemaakt voor een instrument als de Ondes Martinot dat in feite niets anders dan sinustonen produceert).
Op hetzelfde moment zijn ook John Cage, Earle Brown, David Tudor en Morton Feldman geïnteresseerd in elektronische/tape muziek. Voor zijn "Williams Mix" (1952-53) rangschikte Cage allerlei geluiden in 8 kategorieën en liet ze door 8 tape-spelers afspelen. Het is in de kringen rond Cage dat dus de eerste oktofone elektronische komposities ontstaan (later wordt dit een standaard). Earle Brown zijn "Octet I" en Morton Feldmans "Intersection for Magnetic Tape" -allebei uit 1953- passen ook in deze kategorie. Wij laten de originele 8-track versies horen van deze (korte) werken op het koncert.
Het elektronische Octet I van Earle Brown is op dat moment eigenlijk een buitenbeentje in zijn produktie. Deze Amerikaanse komponist was volop op zoek naar een notatiesysteem dat niet meer geïnspireerd was op de metrische indeling zoals een partituur maar dat de uitvoerder toeliet om zelf de muzikale ruimte te ontdekken. Zijn zoektocht bereikte haar (abstrakte) hoogtepunt in de grafische partituren van "December 1952" en "January 1954". Conlon Nancarrow, foto: John Fago Hier zijn enkel zwarte blokken als een geometrisch patroon op een wit blad geplaatst. "Geen enkel muzikant zal die muzikale ruimte exakt hetzelfde aanvoelen. Dat intrigeerde mij: geen twee maal hetzelfde maar toch altijd diezelfde kern." Voor dit koncert namen we zijn woorden letterlijk en brengen verschillende muzikanten (op hun instrument, de automaten of elektronika) eigen versies van December 1952. De luisteraar kan zelf uitmaken hoe verschillend of identiek de versies zijn.

Twee individuen die koppig hun eigen weg volgden waren de komponisten Conlon Nancarrow en Galina Ustvolskaya (°1919). Beiden waren op dat moment nagenoeg onbekend. De Preludes van Ustvolskaya werden pas 15 jaren later voor het eerst uitgevoerd door Anatoli Ugorski in Leningrad op 20 maart 1968.
Galina UstvolskayaVan de studies voor automatische piano (nr 4 tot nr 30) is alleen te achterhalen dat ze waarschijnlijk tussen 1948 en 1960 door Nancarrow gemaakt zijn. Beide komponisten waren gefasineerd door ritmes en polyfonie maar hun muziek klinkt toch heel anders. Wat bij Nancarrow bijvoorbeeld niet aanwezig is, is de religieuze bezieling en een gevoel van totaal isolement.
De preludes van Ustvolskaya worden vertolkt door Ward De Vleeschhouwer.

Op het gebied van de klankpoëzie betekent de periode rond 1953 het prille begin van een nieuwe generatie kunstenaars die gefascineerd raken door dit medium. Het overgrote deel van de vorige generatie (van DADA, het Futurisme) is na de tweede wereldoorlog gestorven of niet meer aktief (uitzonderingen als Hausmann of Artaud ter zijde gelaten). De nieuwe generatie met namen als Henri Chopin, Ernst Jandl en Larry Wendt komt pas vanaf de jaren '60 volop in de schijnwerpers te staan.
In de eerste helft van de jaren '50 zijn verschillende individuen en groepen bezig met klankpoëzie: in Frankrijk de kunstenaarsstroming het Lettrisme (met o.a. Francois Dufrene en Isidore Isou), in Oostenrijk de Wiener Gruppe (met o.a. Gerhard Rühm), in Brazilië de Noigandresgroep en individuen als de Zweed Öyvind Fahlström (met zijn "Manifest voor konkrete poëzie" uit 1953) en de Oostduitser Carlfriedrich Claus. Van deze laatste zal Godfried-Willem Raes verschillende werken uitvoeren. De veelzijdige Raes is vooral gekend als komponist, instrumentbouwer en improvisator. Als uitvoerder van klankpoëzie trad hij o.a. samen op met kunstenaars als Gust Gils, Josef Anton Riedl, Francois Dufrene en Henri Chopin.

Gil WolmanEen andere bijzondere klankkunstenaar is de Franse Lettrist Gil Wolman. In 1950 verscheen zijn bundel agressieve klankgedichten Mégapneumes. Snel daarna verliet hij samen met de kunstenaar Francois Dufrene het Lettrisme van Isou en zocht naar een meer persoonlijke benadering van kunst (die hij vond in het ultra-Lettrisme). In 1952 maakte hij de film "L'Anticoncept" waarbij de soundtrack volledig bestaat uit klankpoëzie van hemzelf. Het visuele gedeelte toont beelden van witte en zwarte cirkels die onregelmatig bewegen op een metereologische ballon. Deze eerste experimetele film van Wolman werd onmiddelijk na de eerste vertoning verboden. Op het koncert wordt een gedeelte uit "L'Anticoncept" getoond.
Dat de tijdsgeest in de vroege jaren '50 de progressieve klankpoëzie weinig gunstig gezind was blijkt ook op de reaktie op het gedicht "Oote" van de Nederlander Jan Hanlo. Tot in het Nederlandse parlement toe werden er vragen gesteld over hoe het mogelijk was dat belastinggeld werd uitgegeven aan een gesubsidieerd tijdschrift dat dit soort flauwekul ten beste gaf.