TRADITIONELE MUZIEK UIT VIETNAM

 

Didaktisch materiaal:
---------------------------
- MUSIQUE TRADITIONELLE DU VIETNAM, TRAN QUANG HAI (cs 829 a)
- MUSIQUE MNONG GAR DU VIETNAM, Ocora 80 (cs 829 b)

Vietnamese Muziekinstrumenten
____________________________
a. VIETNAM: Traditionele muziek
----------------------------------------------
Inleiding:
door de geografische ligging onderging de muziek van Vietnam twee verschillende invloeden:
- van China, wat de snaarinstrumenten betreft
- van India, wat de membraaninstrumenten en het ritme betreft

 

De DAN TRANH, of cither met 16 snaren: (A,1&5)(B,6)
in vorm enigszins verwant aan de KOTO over de klankkast, die aan een zijde iets smaller is en een gebogen bovenvlak heeft, lopen 16 snaren, die alle rusten op verplaatsbare houten bruggen. Het instrument is ongeveer 1m lang en 13cm breed. De snaren zijn meestal uit staal vervaardigd. Aan een zijde lopen ze door 16 gaatjes naar de onderzijde van het instrument, waar ze met stukjes papier worden vastgehouden. Aan de andere kant zitten 16 kleine stemsleutels. Onderin het klankbord zitten 3 openingen. Een groot halfcirkelvormig gat laat de muzikant toe zijn snaren te bevestigen. Een vierkantig gat in het midden dient om het instrument goed te kunnen vasthouden en een klein cirkelvormig gaatje laat toe het instrument aan de muur te bevestigen.
Het instrument wordt bespeeld met twee kleine nagelvormige plectra die rond de vingers worden bevestigd.
Recente ontwikkelingen bestaan er vooral in het instrument groter te maken, tot 2m lengte.
Het gebruikte toonsysteem is pentatonisch.

 

De DAN CO, een tweesnarige vedel: (A,2) (B,2)
een kleine octogonale of cilindervormige klankkast is langs een zijde met slangenvel bespannen. De andere zijde is open. De twee snaren zijn ofwel van zijde, ofwel van staal. De strijkstok zit tussen de snaren vast. De snaren worden maar een voor een bespeeld. Een klein houten brugje dient tevens als sourdine. De hals van het instrument is zeer land en fretloos.
De Dan Co wordt zowel als volksinstrument als als hofinstrument gebruikt.

 

De DAN DOC, een monochord: (A,6)
Drie lange smalle houten planken van 1m lengte dienen als basis voor het instrument (niet als klankkast). Aan een zijde loopt de enige staalsnaar door een kalebas, die als klankkast fungeert. De snaar is aan een buigzame stok vastgemaakt. Men speelt het instrument door deze stok te bewegen en zodoende de snaar meer of minder op te spannen.
Op het monochord worden uitsluitend harmonieken gespeeld.
Het instrument was oorspronkelijk een typisch volksinstrument, doch wordt nu ook voor veel 20e eeuwse muziek gebruikt.

 

De DOC TAU DAN MOI, of mondharp: (A,3&4)
Deze niet typisch Vietnamese instrumentjes worden zowel in bamboe als in metaal vervaardigd. De bamboe mondharp wordt door Vietnamese minderheden gespeeld.
Het instrumentje bestaat uit eenenkel stokje bamboe, waarvan een kleine lamel langs een zijde is losgemaakt.
VOKAAL: (A,8)
typisch is het "boventoon zingen", waarbij zowel grondtoon als harmonieken gelijktijdig duidelijk hoorbaar zijn. Deze zangtechniek is afkomstig van Mongolie.

 

b. VIETNAM: MNONG GAR muziek
---------------------------------------------------

Inleiding: De Mnong Gar, behorend tot minderheidsgroep uit Vietnam, worden ook wel de "Mannen van het Oerwoud" genoemd en zijn Proto-Indochinesen, verwant aan de Khmers. Teneinde aan wat landbouw te kunnen doen, branden de Mnong Gar grote delen van het oerwoud af en trekken jaarlijks naar een andere plek om de de grond niet uit te putten. Het belangrijkste ritueel is het doden van buffels als offer aan de aarde. De meeste hierna beschreven muziekinstrumenten worden bij deze ceremonies gebruikt.

CING, of plaatgongs: (A,1-4)
Deze grote, platte schijfgongs met omgebogen rand worden niet door de Mnong Gar zelf gemaakt, doch geimporteerd. Bijgevolg zijn de instrumenten zeer duur. Meestal speelt men met zes gongs van verschillende grootte tegelijkertijd. De grootste geeft het basisritme aan en wordt de "moedergong" genoemd en meet 40cm in diameter. De kleinste is ca. 17cm groot. De vijfde gong, die het moeilijkst te bespelen is, speelt de melodie. De tweede gong is steeds de snelste.
De gong wordt over de linker schouder gehangen en bespeeld met de rechterhand. De linker handpalm kan de toon varieren door in of uit de gongopening te worden gebracht.

(opname A,2 is van een naburige stam, de Mnong Buu Nor. Zij ritselen met hun metalen armbanden tegen de gongs en slaan de instrumenten soms met een houten stok aan.)

NGGOR, de grote trommel: (B,1)
Het instrument wordt uit een boomstam gesneden. De beide open uiteinden worden met buffelvel overspannen. De trom wordt opgehangen en door twee spelers; ieder langs een zijde, bespeeld. De instrumenten worden tijdens het afbranden van het oerwoud bespeeld. Op andere ogenblikken bevindt het zich in de gastenkamer van de eigenaar boven de slaapplaats.
Het vel wordt met houten stokken bespeeld.
De nggor wordt dikwijls in kombinaties met gongs en een riethoorn gespeeld.

 

(A,5) (beschouwd als "vreemde"muziek)

Zodra de Mnong Gar beslist hebben een buffel te offeren, wordt de drum gespeeld ter herinnering aan de belofte. Dit wordt volgehouden tot het offer is volbracht, iets wat soms verschillende dagen kan duren.

 

MBUAT, het mondorgel: (B,5&6)
Het instrument bestaat uit een kalebas als luchtreservoir , waarin zes bamboepijpen zijn bevestigd. Deze zijn in een groepje van vier en een van twee verdeeld. Het riet bevindt zich aan de kalebaszijde van de pijpen. Iedere pijp is voorzien van een vingergat dat gedicht dient, teneinde de pijp te laten klinken.

De zes pijpen dragen dezelfde naam als de zes gongs en zijn identiek gestemd. ook de melodieen die men erop speelt zijn gelijkaardig.

CING BOONG RLAA, een cylindervormige cithare:

Dit instrument is gemaakt uit reuzebamboe. Zes bamboe lamellen zijn deels losgesneden uit de pijp. De uiteinden moeten evenwel vast blijven zitten. Onder iedere "snaar" wordt een klein brugje geschoven. De zes snaren dragen opnieuw dezelfde namen als de gongs en de pijpen van het monorgel. Het instrumentje is zeer stil en wordt steeds solo bespeeld.

NDUT LIENG KRAK, de lithofoon:
Elf langwerpige harde stenen vormen een soort prehistorisch instrument. Het werd waarschijnlijk met stenen bespeeld.
De Mnong Gar wisten niets meer af van het bestaan van dit instrument, dat werd teruggevonden in een tumulus. Men weet bijgevolg niet hoe het bespeeld moet worden.
Voor het muziekvoorbeeld, dat niet als rekonstruktie doch enkel als mogelijke speelwijze werd opgenomen, gebruikte men slechts zeven stenen.

 

 

 

***