index     kalender     koncertberichten     logos on the road     kolofon

Koncertberichten

 

Conlon Nancarrow Special

maandag 2 maart 2009 2008 om 20u

Opgelet: dit koncert gaat niet door in de Bomastraat, maar in de Miryzaal van het Konservatorium Gent (Hoogpoort 64), en wordt mede mogelijk gemaakt door Vzw Muzikon.

Op de openingsavond van de Week van de Hedendaagse Muziek staat Conlon Nancarrow (1912 - 1997) op het programma, met hét muzikale expressiemiddel dat kwazi van nature uit in een adem met zijn naam vernoemd wordt: de player piano. En laten wij als centrum voor nieuwe muziek nu net even beschikken over twee volbloed Vorsetzers...

Even de feiten op een rijtje gezet: na een studie kompositie en kontrapunt bij Nicholas Slonimsky, Walter Piston en Roger Sessions te hebben afgerond, is het vooral Henry Cowell's boek New Musical Resources, 1930 (waarin de auteur zijn opvattingen over polymetriek uiteenzet) dat Nancarrow's muzikale ideeën en meerbepaald die over ritme in al zijn facetten definitief verandert. Nancarrow's vroege werken vertonen namelijk een extreme technische uitvoeringsmoeilijkheid, vooral dan op het vlak van ritmiek. Aangezien hij daardoor alsmaar grotere moeilijkheden ondervond om zijn komposities nog uitgevoerd te krijgen, keek hij uit naar alternatieve uitvoeringsmogelijkheden en - media. Na enkele behoorlijk negatieve ervaringen met klassiek geschoolde musici, was hij ook fundamenteel gaan twijfelen aan de zin (noodzaak?) van menselijke uitvoerders voor nieuwe muziek. Hij was immers zowel getuige als participant van de alsmaar stijgende techniciteit van uitvoeringen waarin de komponist gekonfronteerd wordt met de grenzen van de ambachtelijkheid van zijn / haar musiceren (denk aan de tendens die van Webern - Schönberg via Stockhausen, Xenakis, tot Ferneyhough, Barrett en konsorten wordt verdergezet).

Deze grenzen kunnen weliswaar beetje bij beetje worden verlegd, maar daarbij sluipt alsmaar meer autoritarisme - en op grond daarvan tevens een stuk miskenning van de musikus als kunstenaar - in de partituur. Aansluitend bij enerzijds de toevallige konfrontatie met pianola's in zijn jeugd, anderzijds bij de in de lucht hangende denkbeelden rond automatizering (Stochovski, Termen, Cahill, Trautwein,...) nam Nancarrow Cowell's suggestie om af te zien van musici en in plaats daarvan automaten (in casu player piano's) in te zetten, ernstig. Zo kwam hij rond 1940 in het bezit van een Ampico player piano, waarvoor hij - onbespied door de westerse muziekwereld en los van uitvoeringstechnische bekommernissen - een vijftigtal genummerde studies schreef, de befaamde Studies for Player Piano, die samen het gros van zijn kompositorisch oeuvre vormen.

In het weglaten van de uitvoerder als tussenschakel tussen komponist en publiek was hij overigens behoorlijk vizionair: zijn studies zijn namelijk geen pogingen om een soort muziek te schrijven die ooit wel eens door mensen zou kunnen gespeeld worden (mits er voldoende repetitietijd en ambitie is), maar fokust rechtstreeks op de stuurbare mekaniciteit van 88 onafhankelijk opererende vingers. Voor het eerst wordt volop geëxperimenteerd met een soort schriftuur waarin de grens van tien menselijke vingers van geen tel meer is, waarin zeer grote intervallen met een nooit geziene (en gehoorde) snelheid kunnen genomen worden, waarin een gelijkwaardige polyfonie van tientallen stemmen geen ondenkbeeldigheid is, waarin uiterst komplekse akkoorden mogelijk zijn en waarin al even komplekse polyritmiek, snelle metrumveranderingen, simultaan verschillende metrums of tempomodulaties slechts een kwestie van meten en ponsen is, dat alles overgelaten aan een robotische uitvoerder die zich zijn partituur voor de rest van zijn bestaan moeiteloos herinnert.

Nancarrow ontpopt zich hierin enerzijds als konstruktivist en anderzijds als romantisch pateet: hij drukt het gevecht uit van de mens met / tegen de machine en gaat daarbij zonder skrupules tot de grenzen van wat de machine kan. Nochtans waren de technische mogelijkheden van de player piano's waarover hij zelf beschikte veeleer beperkt. Zo kon de dinamiek slechts in stapjes worden gekontroleerd, en dan nog apart voor linker - en rechterhand en dus niet voor elke toets afzonderlijk. Enkele van de latere studies werden door hemzelf, in samenwerking met Gerhard Trimpin, van een meer genuanceerde dinamiek voorzien.

Vergeten we niet dat de Ampico player piano's geproduseerd werden ten behoeve van de kommerciele en amusementsmuziek, waarbij het er niet op aan kwam de expressieve mogelijkheden te verruimen, maar wel het standaardrepertoire redelijk aanvaardbaar te reproduceren zonder extra loonkosten voor muzikanten bij elke reproduktie. Maar ook een player piano is nooit helemaal vrijgesteld van een zekere problematiek. Zo is er ten eerste de traagheid verbonden aan het maken van de nodige rollen (Nancarrow ontwierp en bouwde een machine om de rollen zelf te programmeren), maar ook de storende ruis van de motoren en zeer zeker de problematische synkronisatie van meerdere instrumenten waren geen sinecure. Dit laatste betekende trouwens de doodsteek voor Igor Stravinsky's Les Noces (Stravinsky was overigens een tijd lang een van de grootste pleitbezorgers van de player piano).

Nancarrow ontsnapte aan de komplete vergetelheid door de muziekgeschiedenis doordat enkele musici interesse toonden voor zijn werk en inspanningen leverden om zijn onderzoek te promoten. Gordon Mumma wijdde reeds heel vroeg enkele artikels aan zijn werk en Peter Garland publiceerde tussen 1977 en 1985 de partituren voor de studies in zijn onvolprezen 'Soundings' reeks. Ook Gerhard Trimpin, die een elektronisch gestuurde Vorsetzer bouwde voor deze muziek, evenals een machine waarmee Nancarrow's pianorollen waarheidsgetrouw in komputerbestanden konden worden omgezet, liet zich niet onbetuigd, evenmin als Stuart Smith, James Tenney en Charles Amirkhanian. In Europa werd zijn werk in de vroege jaren '70 door Godfried - Willem Raes - na kontakt met Gordon Mumma - geďntroduceerd in de koncertstudio van Stichting Logos. Later raakte het in kringen van experimentele komponisten in Duitsland bekend via Klarenz Barlow. Pas in de late jaren '80 bereikte dit werk bij toeval de oren van György Ligeti, die nu volkomen ten onrechte doorgaat als 'ontdekker' van Nancarrow. In 1995 verscheen een uitstekende muzikologische monografie over Nancarrow, geschreven door Kyle Gann.

Player piano's zoals Nancarrow die zelf gebruikte zijn weliswaar nog hier en daar in omloop, maar het kopiëren van de papieren geperforeerde rollen waarop zijn partituren zijn vastgelegd, is en blijft problematisch: het dient immers met de hand te gebeuren. De originele rollen zijn bovendien erg aan sleet onderhevig en vele ervan in de nalatenschap van Nancarrow zijn reeds volkomen vergaan. Bovendien had hij de gewoonte zijn komposities als letterlijke kollages samen te stellen uit stukken karton die dan aaneengeplakt werden met plakband. Plakband die na verloop van tijd uiteraard los komt, waardoor de hele pianorol uiteenvalt en onspeelbaar wordt op de automaat. Vanuit deze bekommernissen werd de laatste jaren dan ook uitgekeken naar alternatieven, zoals de onder midibesturing werkende automatische piano's van Trimpin, Maranz, Yamaha en Bosendorf. Komponisten zoals (eerst en vooral) Trimpin maar later ook Klarenz Barlow en wijzelf hebben zich ermee beziggehouden een aantal van de Studies voor midi - uitvoering op player piano's te herkoderen. De grootste inzet wat dit betreft werd geleverd door de eerder genoemde Amerikaans - Zwitserse experimentele komponist en instrumentenbouwer Trimpin, die een toestel bouwde waarmee hij letterlijke digitale kopieën kon maken van de originele pianorollen. Trimpin's rollenlezer werkt optisch en laat geen sleet na op de originele rollen. Wel diende een vertaalprogramma te worden gebruikt om de (beperkte) dinamische kodes op de rollen om te zetten in overeenkomstige midikodes.


Trimpin & Nancarrow

Barlow anderzijds steunde zich op de partituren (uitgegeven door Peter Garland) die door Nancarrow slechts a posteriori werden gemaakt en die niet steeds geheel overeenkomen met het gaatjespatroon op de rollen. Trimpin ontwierp bovendien in funktie van Nancarrow's omgezette muziekrollen zijn midigestuurde Vorsetzer. Alleen dit mekanisme garandeert een getrouwe weergave van de muziek. Immers de mekanismen van Bosendorf en Yamaha laten de door deze muziek gevergde dinamiek en polyfonie niet of nauwelijks toe en kennen ook een andere - niet kompatibele - kodering van de aanslagsterkte van de afzonderlijke toetsen. Wijzelf gingen uit van het door Nancarrow geliefde Trimpin - ontwerp voor de bouw van onze eigen verbeterde player piano's, waarop uiteraard het hele werk van de pionier speelbaar is. Voor onze eigen uitvoeringen maken we gebruik van de originele informatie op de rollen van Nancarrow zelf (de Trimpin bestanden) en dus niet van partituuruitgaven. Voor elke uitvoering is steeds een aanpassing nodig aan de piano waarop de stukken dienen te worden vertolkt evenals aan de ruimte waarbinnen de uitvoering is voorzien. Bij de nieuwste pianovorsetzer (<pp2>, 2005) die we bouwden kan dit eenvoudigweg via sysex midi lookuptables gebeuren. Hieronder volgt een korte samenvatting van enkele studies waarvan er zeker en vast enkele zullen gedemonstreerd worden op dit koncert:

  • Study #1 maakt geen gebruik van de dinamische mogelijkheden van de player piano. De polymetriek en de kanonische opbouw die zo typisch zijn voor het werk van Nancarrow zijn hier duidelijk aanwezig.
  • Study #3a1: dit zou een studie in blues of boogiewoogie kunnen genoemd worden. Een tot het uiterste doorgetrokken boogiewoogie wordt doorweven met polymetrische patronen en aksenten. Hierbij wordt reeds in enige mate gebruik gemaakt van dinamische mogelijkheden. De typische swingende baslijn volgt het harmonisch schema I - II / IV - V - I. Dergelijke platitudes treffen we in Nancarrow's latere werk niet meer aan (analoog aan Study #3b).
  • Study #8: de eerste studie waarin hij het acceleratieprincipe toepast, waarbij de verschillende kanonisch opgevatte stemmen in onderling verschillende tempi evolueren.
  • Study #10 is een swingende studie waarin duidelijke jazzinvloeden zijn terug te vinden. Mooie vertikale blokken afgezet tegen melodielijnen.
  • Study #12 verraadt de invloed van de omgeving waarin Nancarrow zich bevindt: Mexico. We zouden haar 'hispaniserend' kunnen noemen.
  • Study #21, X-Canon kan dan weer gelden als een schoolvoorbeeld voor de mogelijkheden van de player piano. De muzikale struktuur is bijzonder eenvoudig: de linkerhand vormt een palindroom van de rechterhand. De ene hand versnelt en voert een crescendo uit, terwijl de andere net het tegenovergestelde doet. Elke hand overloopt de hele tessituur van de piano, maar in tegenovergestelde richting, wat een globaal beeld van kruisende toonladders oplevert. Algoritmiek avant la lettre binnen het bestek van een kleine drie minuten. De gebruikte melodie bestaat uit niet minder dan 54 noten.
  • Study #25 is opnieuw een exploratie van de pianistieke mogelijkheden van de player piano: snelle glissandi, arpeggio's en zigzagpatronen. Ook hier wordt acceleratietechniek toegepast. De dinamische mogelijkheden worden tot in het uiterste doorgevoerd.
  • Study #36: het kanonische proces hiervan is aanvankelijk helder. De vier stemmen zetten in met een regelmatig tijdsinterval, steeds in een hogere tessituur. De tempoverhoudingen tussen de vier stemmen is 17 / 18 / 19 / 20 , waarbij de laagste stem het traagste tempo (17) heeft. De stemmen dialogeren onderling en imiteren elkaar zoals in een heftig gesprek. Dit evolueert naar een bijzonder energieke woordenwisseling waarna de gemoederen weer bedaren en het proces zich in spiegelbeeld herhaalt. De opbouw is daardoor helemaal symmetrisch.
  • Study #37: Dit is wellicht de meest symfonische van alle studies. De pianistieke mogelijkheden worden hier maximaal gebruikt. Kleuren worden gerealiseerd door brede oktaafverdubbelingen en lang aangehouden en ingedrukte toetsen. Ook de nochtans beperkte dinamische mogelijkheden worden hier sterk uitgepuurd. Het idioom is duidelijk modernistisch: een uiterst kompleks kontrapunt. Het is tevens een van de langste studies.
  • Study #40: deze beknopte studie is exemplarisch voor de latere stijlevolutie van Nancarrow. Hierin worden irrationale tempoverhoudingen gebruikt.
  • Study #41c is de simultane versie - in irrationale tempoverhoudingen - van de studies 41a en 41b en kan alleen op twee players piano's worden gespeeld.
  • Study #47 maakt - na de eerste vier minuten - overvloedig gebruik van uiterst snelle arpeggios. Op 3'46" komt een merkwaardig geďsoleerd akkoord dat refereert aan Morton Feldman.
  • Study #48c: ook deze studie is de simultane versie - weerom in irrationale tempoverhoudingen - van de studies 48a en 48b en kan alleen op twee players piano's worden gespeeld.

(Vrij naar Godfried-Willem Raes. Volledige artikel op de site: hier.)





Vocaal Ensemble Markant

dinsdag 10 maart 2009 om 20u
Programma:
  • Robert Nasveld: While, Movement, Consonance, TRIPLUM
  • een koorwerk van Frans Geysen
  • Steve Reich: Clapping Music
  • Arvo Pärt: Triodion
  • Philip Glass: Three Songs for Choir a Capella
  • Pelle Gudmundsen-Holmgreen: Eksempler
  • Karel Goeyvaerts: Mon Doux Pilote s'Endort Aussi
  • James Tenney: A Rose is a Rose is a Round

Sedert het najaar van 2000 staat het Leuvense Vocaal Ensemble Markant op de planken met twintig entoesiaste jonge mensen en evenveel heldere stemmen. Hun programmaties draaien steeds rond 20ste en 21ste eeuwse komposities met geregelde ekskursies naar renaissancistisch werk. In het huidige muzieklandschap laat het ensemble zich opmerken door de dubbele uitdaging die het aangaat: het wil eerst en vooral een breed publiek van muziekliefhebbers laten genieten van een even vindingrijk als gevarieerd repertoire. Anderzijds besteedt het bijzondere aandacht aan de interpretatie om elk koncert zowel inhoudelijk als muzikaal een meerwaarde te geven. Markant staat onder leiding van Yvan Vander Sanden.

Yvan Vander Sanden studeert in 1996 af als muziekteoretikus aan het Lemmensinstituut te Leuven. Daarna specializeert hij zich in informatika en doceert hij gedurende 8 jaar kursussen zoals c++ programming, database beheer en Unix systeembeheer. In 2004 studeert hij nogmaals muziek, ditmaal kompositie bij Godfried-Willem Raes aan het gentse konservatorium. Ondertussen worden verschillende van zijn komposities onderscheiden. Zo wordt "4" een winnend werk in de kompositieprijs van Vlaams-Brabant in 2005 en wordt "2 days in a life" in de Euprint kompositiewedstrijd 2007 bekroond. In 2008 schrijft hij "Abstract 8" in opdracht van het Gentse konservatorium en de Capella Di Voce bestelt bij hem "Analysis of Concept", een werk voor stemmen, koperkwartet en live electronics. Sinds september 2008 is Yvan als komponist, programmeur en zakelijk leider in dienst bij Stichting Logos.

http://markrant.be





<M&M> - Laptop Control

dinsdag 17 maart 2009 om 20u

Een laptop gebruiken om echte instrumenten te bespelen, dat is bij Logos niets om nog van op te kijken. Ditmaal gaan we nog een stap verder en worden typische technieken uit de laptop music - scene gekoppeld aan de onuitputtelijke mogelijkheden van het <M&M> robotorkest.

Een Logoskoncert is altijd al 'on the edge', maar in maart willen we dat eens extra in de verf zetten. Zo zullen we gebruik maken van een bij ons ontwikkelde internettoepassing, die toelaat het verloop van de muziek tijdens het koncert in real time van op grote afstand aan te passen. Voor dat doel hebben we alvast enkele komponisten vriendelijk verzocht om zeker NIET naar het concert te komen. Virtuele gasten zijn: Warren Burt, Sebastian Lach Lau, Jaime Reis en anderen. Het hangt er maar van af in welke tijdzone ze zich die avond bevinden...






BL!NDMAN Strings

donderdag 26 maart 2009 om 20u

BL!NDMAN Strings is een jong en dinamisch strijkkwartet uit Brussel. Naast tal van klassiekers uit het 20ste - eeuwse repertoire staat ook nieuw materiaal van jonge Belgische komponisten op hun palmares. Op dit koncert krijgen we werk van Luigi Nono, György Kurtág en Daan Janssens te horen.

BL!NDMAN Strings bestaat uit Pieter Jansen (viool), Liesbeth Baelus (viool), Kris Hellemans (altviool) en Romek Maniewski (cello), vier jonge strijkers die sinds drie jaar intensief samen musiceren. Zij studeerden aan de konservatoria van Antwerpen en Brussel en werden als kwartet gecoached aan het Orpheusinstituut in Gent door o.a. Tony Nys. Hierop volgden masterclasses bij onder meer het Artemis Kwartet, Danel Kwartet, Spiegel Strijkkwartet en Ensor Kwartet. BL!NDMAN Strings koncentreert zich op het bekende en minder bekende repertoire uit de 20e en 21e eeuw. Daarnaast wil het ensemble ook een voortrekkersrol vervullen in het uitvoeren en promoten van de strijkkwartetten van aktieve Belgische komponisten. Zo integreerden zij reeds stukken van Wim Henderickx, Peter Swinnen, Walter Hus en Daan Janssens in hun repertoire. Tijdens hun nog jonge karričre stonden zij al op heel wat grote podia in België: de Beursschouwburg en Bozar in Brussel, De Singel en Amuz in Antwerpen, het Concertgebouw in Brugge en de Bijloke in Gent. Ook op gerenommeerde festivals zoals Ars Musica, Music@venture, Klarafestival en het Festival van Vlaanderen lieten zij van zich horen. In 2008 werden zij laureaat van Gouden Vleugels, Vlaanderens belangrijkste wedstrijd voor jonge kamermuziekensembles. Zij maakten ook reeds verschillende radio - opnames voor Klara en voor de Duitse zender SWR2.

Luigi Nono

Luigi Nono (Venetië, 1924 - aldaar, 1990) nam in 1950 voor het eerst deel aan de "Ferienkurse für neue Musik" in Darmstadt, waar hij komponisten als Edgar Varčse, Karel Goeyvaerts, Iannis Xenakis en Karlheinz Stockhausen ontmoette. Geďnspireerd door zowel bovenstaande persoonlijkheden, het elan van een naar muzikale vernieuwing snakkende tijdgeest als door het (toen nog) prille onderzoek in de elektroakoestiek, ontpopte Nono zich al snel tot een aanstormend talent in het domein van de seriële en aleatorische muziek. Werken uit deze periode zijn het scherpe maar fijnzinnige Polifonica - Monodica - Ritmica (1951) en het eerder afstandelijke koorwerk Liebeslied (1954). Het aandeel aan elektronische muziek wordt vanaf 1956 erg belangrijk in Nono's oeuvre: hij slaat onder supervizie van Hermann Scherchen aan het experimenteren in de Elektroakustische Experimentalstudio in Gravesano en komt met ronduit sterke stukken zoals Como una Ola de Fuerza y Luz (1971 - 1972) en ...sofferte onde serene... (1974 - 1977) op de proppen, inmiddels klassiekers binnen het genre.

Later verwierp hij in toenemende mate de schools - analytische toepassing van het serialisme om de integriteit van het muzikale fenomeen an sich te benadrukken. De invloed van politiek op zijn denkwijze ging hierin stelselmatig meespelen en liet zich gelden in bijvoorbeeld Incontri (1955), Il Canto Sospeso (1955 - 56, gebaseerd op brieven van veroordeelde antifascisten) en in Cori di Didone (1958). Nono was immers een rabiaat kommunist en beschouwde zijn werk als een revolte tegen elke vorm van kulturele bourgeoisie. Daarom keerde hij zich af van gangbare koncertgenres en was niet te beroerd om, zoals zijn britse tegenhanger Cornelius Cardew, de muziek naar de man in de straat (of in de fabriek) te brengen. Veel van de titels uit die periode spreken dan ook boekdelen: Intolleranza, (1960), Non consumiamo Marx (1969), Ein Gespenst geht um in der Welt (1971) en Canto per il Vietnam (1973). Het werk van deze avond, Fragmente - Stille, an Diotima (1980) was een opdracht van het Beethoven Festival in Bonn en laat een rijpe, verstilde Nono horen. Het is 's mans enige werk voor strijkkwartet en bestaat uit muziek die zich voor een groot deel in het grensgebied tussen stilte en (nauwelijks hoorbare) klank afspeelt.

Nono's vroege assertieve gebaren zijn hier vervangen door een meer introspektieve muziektaal vol dichterlijke meditatie. De partituur is doorspekt met 53 citaten van de Duitse dichter Friedrich Hölderlin aan zijn geliefde, Diotima. De citaten moeten noch gesproken, gefluisterd of gezongen worden tijdens de performance, maar dienen eerder als een soort inspiratieve leidraad: de uitvoerenden horen stilzwijgend de citaten te lezen om ze tijdens de uitvoering op hun spel te projekteren. Waar het gangbare strijkkwartet vooral een wisselende konversatie is tussen vier gelijkberechtigde stemmen, gaat het in dit werk eerder om een kollektieve poging om gedachten te artikuleren in het zicht van een overweldigende stilte. Fragmente - Stille, an Diotima is een diepgaand, spiritueel werk dat, alleen al door de lange spanningsboog, de uiterste koncentratie van de uitvoerder vergt.

György Kurtág

György Kurtág (Lugoj (Hongarije), 1926) studeerde aan de Ferenc Liszt - Akademie te Boedapest bij Sándor Veress en Ferenc Farkas en later in Parijs bij Olivier Messiaen en Darius Milhaud. Sedert 1993 verbleef hij achtereenvolgens in Berlijn, Wenen, Amsterdam en Parijs, waar een samenwerking met het Ensemble InterContemporain tot stand kwam. Twee grote invloeden kenmerken zijn muziek: enerzijds de kinderlijke spontaniteit en primitieve oerkracht die vaak terug te vinden zijn in het werk van Béla Bartók, anderzijds de extreme koncentratie van de kompositorische arbeid, eigen aan het oeuvre van Anton Webern. Van die laatste is het voornamelijk het reduktionisme dat hem inspireert: eenvoudige muzikale principes zoals verbindingen van allerlei soorten drieklanken in de pianocyclus Játékok zijn hiervan een voorbeeld. Officium Breve in Memoriam Andreae Szervánszky (1988 - 89) is opgedragen aan de Witten Festival - organizator Wilfried Brennecke en is Kurtág's derde strijkkwartet, waarin kompressie en uitpuring troef zijn. In de tekstuur zitten tal van toespelingen op melodische fragmenten uit het oeuvre van Beethoven, Bach en Szervánsky. Het is opgedeeld in vijftien delen, samengeperst in een tijdsbestek van slechts dertien minuten.

Daan Janssens

Daan Janssens (1983) studeerde viool, piano, muziekteorie en kompositie aan de stedelijke muziekakademie van Brugge. Nadien ging hij kompositie studeren aan het konservatorium van Gent en kreeg er les van Frank Nuyts, Filip Rathé en Godfried - Willem Raes. Sinds oktober 2007 is hij als onderzoeksassistent verbonden aan het Gentse konservatorium. Zijn werk was reeds te horen op TRANSIT festival (2005), De Nieuwe Reeks (2006 en '07), De Link (Tilburg, 2007) en Music@venture (2007). Hij werkte samen met onder meer het Goeyvaerts Strijktrio, Bl!ndman Strings en het Spectra Ensemble. Zijn strijkkwartet ...Passages... won de eerste prijs op de kompositiewedstrijd van de Week van de Hedendaagse Muziek in 2006. Naast komponist is hij ook performer in de voorstelling Tijdwerk van Johannes Westendorp. Van 2004 tot 2007 was hij dirigent van strijkorkest Scordatura en sedert 2006 kennen we hem voornamelijk als medestichter en dirigent van het Nadar Ensemble.

"D'un Automne Étendu voor strijkkwartet is het derde deel van mijn cyclus ...Passages... De andere delen van de cyclus zijn: ...Passages... (2005 - rev.'08) voor strijkkwartet, Tableau - Double - (Passages II) (2005 - '06) voor cello solo en D'un Automne Étendu (2007 - '08) terug voor strijkkwartet vormt deel drie, en de cyclus wordt afgesloten door (...nuit cassée.) (2006 - '07) voor altviool en vier instrumenten. In elk deel van de cyclus start ik met steeds hetzelfde muzikale materiaal. Muzikaal materiaal zie ik heel breed, zo speelt in elk deel de noot e'' een erg belangrijke rol. Waar echter in de eerste twee en het laatste deel van de cyclus muzikale motieven nog duidelijk letterlijk terugkeren, vervagen die in deel drie tot gestes waarbij ik eerder de bewegingen en intentionaliteit komponeer dan letterlijk herkenbare motieven. In deel drie van de cyclus, D'un Automne Étendu, is een van de basisideeën de vraag wanneer het strijkkwartet, een toch beladen kamermuzikale vorm, als vier verschillende instrumenten klinkt, en waar de vier instrumenten versmelten tot één enkel instrument.

In de openingssektie (maat 1 - 8) spelen duidelijk vier instrumenten, maar wel gaan ze intentioneel allen in dezelfde richting. In de daaropvolgende sektie (maat 9 - 39) versmelten ze steeds meer tot één instrument. Maat 40 tot 47 is een kort duo voor altviool en cello, waarbij de cello een soort schaduwlijn speelt op de altviool - dit is een vooruitkijken naar een gelijkaardige plaats aan het slot van (...nuit cassée). Maat 48 tot 58 is een sektie die steeds 'polyfoner' wordt, om in maten 59 tot 68 terug in de sfeer van de aanvang van het stuk terecht te komen, waarbij de invloed van de polyfone sektie van net daarvoor duidelijk aanwezig is. De slotsektie (maat 69 tot 90) leunt kwa sfeer terug dicht aan bij de tweede sektie, maar ook hier is de invloed van de voorgaande delen - met terugkomende motieven en figuren - duidelijk aanwezig." - DJ