index     kalender     koncertberichten     logos on the road     robotorkest     kolofon

 

Een Robotorkest verhaal

Het startpunt van het robotorkest traceren is even onbegonnen werk als het begin van de oerknal willen achterhalen. Natuurlijk is er een lichtelijk verschil in schaal en tijdsdimensie, maar beide zijn op zijn zachtst gezegd terug te voeren tot een vaag verleden.
Toch willen we het proberen, er de argeloze lezer voor waarschuwend dat dit verhaal het waarheidsgehalte heeft van elk schrijfsel, waarvan de eerste zin luidt: "Er was eens..."

Inderdaad, er was eens een Bellenorgel automaat. Het bizarre tuig schrok de goegemeente op met alle destijds voorhanden zijnde belsignalen. Het resultaat was een enorme onrust bij de luisteraar, want als je ook maar even Bellenorgel hoorde spelen, was je slechter af dan bij de tonen van de Rattenvanger van Hamelen of het zwoele gezang van Die Lorelei. Onherroepelijk bekroop je het dwingende gevoel dat je iets moest doen. Dringend handelen. Niemand ontkwam eraan. In het minst nog zijn maker. Als behekst ging Godfried-Willem, want zo heet de Bellenorgelschepper van ons verhaal, tekeer. Geen moment rust kende hij nog en ging noest en nijver aan de slag. Reeds vlug ontwierp hij twee maatjes voor de automaat en werden ze een heuse triptiek. Gealarmeerd door de onverbreekbare betovering kreëerde hij vervolgens Sirene. De analogie met de verschrikkingskreet van wie de Lorelei heeft gehoord, wordt de zich inlevende lezer meteen duidelijk. De zang van Godfrieds Sirene bestond uit niets anders dan het aanhoudend geloei van tientallen alarmsirenes, die welliswaar reageren op de bewegingen van de luisteraars, doch nooit of te nimmer ophouden te loeien, tenzij men hardhandig de stekker uit het stopkontakt trekt.

De beheksing nam bizarre vormen aan. Zo zagen we ons op een goeie zaterdag van de rommelmarkt huiswaarts keren met etalagepoppen die in mijn ogen veel gemeen hadden met ons twee, maar die naar verluid gerobotiseerd zouden worden, om zo onderdeel van het publiek te vormen. Even leek het erop dat het streefdoel het vervangen van de luisteraars was, doch niets was minder waar. Ook het publiek diende, als onderdeel van de helse betovering, gestaag aan te groeien en de grens tussen de poppen die robots zouden worden en de levende mensen zou vervagen. De poppen zouden uiteindelijk tot leven komen en geen gevaarlijke monsters van een Frankenstein-komplot worden, maar integendeel kunstminnende wezens in een heerlijke wereld dol op vreedzaam experimenteren.
's Nachts bekeek ik met argusogen gedurende jaren deze twee vreemde wezens die in Godfried-Willems bureau hadden plaatsgevat en in mijn ogen vervaarlijk sterk leken op hun eigenaar. Het duurde vele jaren eer ik hun aanwezigheid kon vergeten en hen argeloos in de ogen kijken kon. Het vermeende gevaar was geweken. Ze werden lekker niet levend om klokslag middernacht.

De utopie realiseerde zich helaas evenmin, maar terwijl de poppen al mijn aandacht hadden gevangen, ontsnapte de konkretisering van de betovering aanvankelijk aan mijn wakende argusogen. Een saxofoon die ooit tot een orkestrion had behoord, had ik zonder achterdocht voor onschuldig muziekinstrument aanzien. Niets bleek echter minder waar. Een eerste poging om Autosax te automatiseren werd onderweg gestaakt. En toen een Piano Vorsetzer daadwerkelijk uit het niets werd geschapen en onze kleine Kawai begon te bespelen, stond ik er nog steeds niet bij stil.
Maar de bouwkoorts zou leiden tot een robotorkest, waar wij met zovelen maandelijks musiceerplezier aan zouden beleven, voor wij er echt erg in hadden.



Een tijdje leefden we in de illusie dat de piano, die reeds vlug werd opgevolgd door een automatisch spelende vibrafoon misschien wel tot een nieuwe triptiek zou uitgroeien met een ook al geautomatiseerd binnenwerk van een harmonium. Doch toen begon de volle draagwijdte van de betovering, in gang gezet door de klanken van het Bellenorgel, traag maar zeker tot eenieder door te dringen. Nog maar pas was de ene automaat af of een volgende stond reeds in de stijgers. Het tempo werd al maar opgedreven en het Onzichtbare Instrument, ook al en uitvinding van Godfried-Willem, werd ingezet om de automaten tot heuse robots te transformeren. Na "Holosound", "A Book of Moves" en "Songbook" kreeg het "ii" (invisible instrument) een nieuwe funktie: het visuele orgaan van het automatische orkest. De gekapteerde menselijke bewegingen triggerden de robots tot een muzikaal spel. Eens de ogen van de robot funktioneerden, werd ook in oren voorzien, zodat ook de menselijke stem of de input van muziekinstrumenten bespeeld door live musici, de robots tot interaktie konden brengen.

Inmiddels was het hoog tijd om af te wijken van het klassieke orkestinstrumen-tarium en even een knipoog naar de natuurelementen te integreren in het robotorkest.
Thunderwood werd geboren, uitgerust met regen en dondergeluiden, bliksemschichten en windgeruis. Zelfs een tjilpend vogeltje ontbrak niet in het geheel. Ondertussen was het orkest ook uitgebreid geraakt met enkele orgelmodules. Aanvankelijk Piperola met kleine open loden pijpjes en Vox Humanola met gestopte pijpen. Beide modules kregen een speels slagwerkje met zich mee als heuse "musiques turques": castagnettes, belletjes, een trommeltje enz. Later werden deze orgelmodules aangevuld met een baslijn: Bourdonola met statige houten pijpen en de tot hiertoe jongste telg van het gezelschap Trump. Zoals het de benjamin past, is hij ook ontegensprekelijk de luidste. Hoewel de kompetitie om de grootste, hoogste, wendbaarste, snelste en andere eigenschappen die ons nu niet zo meteen te binnen schieten, nooit geheel uit de lucht is bij al die musicerende robots.

Na zoveel orgelblazers komt Autosax uiteindelijk toch ook de partij vervoegen en hoe Godfried-Willem het heeft gefikst, is ons ontgaan, maar het orkest is ook al weer twee trommelrobots rijker. Rotomoton, die evenwel na een eerste presentatie in het vergeethoekje dreigde te raken, omdat die niet snel genoeg bleek in interaktie. Doch daar wordt ook nu weer aan verholpen, want de betovering is alles behalve uitgewerkt, wel integendeel. Troms daarentegen blijkt al vlug haantje de voorste. Hij ontpopt zich zowaar tot een van de centrale percussierobots, door menig komponist en muziekmaker begeerd en met veel entoesiasme ingezet. Troms is ook het multikulturele slagwerkbuitenbeentje, want Afrikaanse ritmes zijn hem niet vreemd. Hier treedt hij evenwel in felle strijd met Klung, die het niet op Afrika, maar op Indonesië heeft gemunt. Een heuse angklung, in metalen vorm en westerse stemming weliswaar, maken deze robot tot de snoes van het orkest. In haar hele eentje speelt zij, (jaja het is een zij… haha) van meet af aan tango's, niet verlegen om het feit dat het hier eerder om een Latino sound, dan wel om een Aziatische melodie gaat.
Puff speelt de supersnelle in het peleton. Met korte luchtpufjes zinderen de messingpijpjes vlijmscherp op het trommelvlies, wendbaar als geen ander. Puff is een belevenis wier unieke klanken moeilijk in taal te vatten zijn.

Wie dacht dat het bij blazers en percussie zou blijven, heeft het natuurlijk grondig mis. De natuurelementen raakten uitgebreid met een regenrobot, die waarachtig vanuit de hoogte voor geritmeerde regenmelodieën kan zorgen en indien gewenst interageert op zowel geluid als beweging, want de ogen en oren van het orkest hebben alle robots met elkaar gemeen. Meer zelfs, ze delen allen dezelfde ogen en oren. Kan je niet van iedere orkestmuzikant zeggen, nietwaar.

Een heuse beiaard, opgehangen in - vanzelfsprekend - een klokgestoelte in tetraëdervorm is in alle stilte het orkest komen vervoegen om met klepelende klokken te komen wedijveren in luidsterkte en lange tijd tot de komst van Puff en Trump de overwinnaar bleek te zijn. Maar dat was buiten de waard van de loeiende sirene en de ruisende marakas van Springer gerekend. Springer dankt haar naam aan de vier enorme veren die vanaf het zaalgebinte naar beneden hangen en waarvan het trilllende geluid akoestisch wordt versterkt door grote olievaten en een trommel met messingvel.

Doet die sirene van Springer, in haar alarm-funktie door een blauw zwaailicht versterkt, bij de aandachtige toehoorder van dit robotorkestverhaal geen extra belletje rinkelen? Zou de betovering misschien een cyclisch verloop kennen en is de voltooiing of althans het tijdsbestek waarbinnen dit te verwachten valt, voorspelbaar?

Of is het een cyclus zonder einde, ondanks het feit dat de robotbouwer een finitist in hart en nieren is? Afwachten maar….

Vanzelfsprekend diende eerst nog de uitdaging aangegaan om strijkers te robotiseren. Twee zingende zagen, verenigd tot Flex, en een reuze hurdy gurdy of draailier, die luistert naar het koosnaampje Hurdi, zijn nog maar het vermoedelijke topje van een geheimzinnige ijsberg op til staande snaarinstrumenten.
Ondertussen pronken ook onderdelen van een robotakkordeon, Ake genaamd, in de werkplaats.

Vraag is of de Tetraeder-zaal van Stichting Logos daadwerkelijk uit haar voegen barsten zal, dan wel of die robots, die toch niet voor niets op wielen staan, de wijde wereld zullen bevolken tot groot musiceer- en komponeerjolijt van wie maar wil.

m.d.