Dr.Godfried-Willem RAES

Kursus Experimentele Muziek: Boekdeel 9: Literatuur en Aktualiteit

Hogeschool Gent : Departement Muziek & Drama


<Terug naar inhoudstafel kursus>    

9502:

 

Christian WOLFF

 

Christian Wolff werd geboren in Nice op 08.03.1934. Van huis uit is hij evenwel duitstalig. In 1941 verhuisde en emigreerde hij naar de Verenigde Staten en leerde in het begin van de jaren 50 in New York John Cage, Earle Brown en Morton Feldman kennen.

Hijn studeerde klassieke filologie aan de universiteit van Harvard maar, als komponist is hij een volstrekte autodidakt. Tot 1970 doceerde hij in Harvard (filologie) en pas in 1979 werd hij -aan het Dartmouth College- naast kursussen klassiek Grieks, eveneens belast met een muzikale onderwijsopdracht.

Wolff werd met diverse prijzen en kompositieopdrachten bedracht, o.m. vanwege de Westdeutsche Rundfunk (WDR) , het Concord String Quartet, de Wesleyan Singers en de pianiste Ursula Oppens.

Van de vier 'New Yorkse' komponisten hoger genoemd, heeft Wolff zich het meest van al beziggehouden met wat hij zelf ooit noemde de 'parlementaire participatie'. waarbij de uitvoerders de kans krijgen zelf de muziek vorm te geven, te reageren op klankgebeurtenissen op een min of meer vrije manier en waarbij de leidende positie van de dirigent geelimineerd wordt. Hierin legt hij getuigenis af van een diepgaand inzicht in de intrinsieke politieke dimensie van de muziek en van het musiceren zelf. Bij hem niet zozeer een demokratie onder de noten (zoals bij Schoenberg en Webern) doch veeleer een demokratie onder de uitvoerende musici en hun relatie tot de komponist.

Toch zijn Wolffs eerste komposities (1950-1957) geheel op traditionele wijze genoteerd. In dit werk neemt de stilte een belangrijke plaats in: herin zien we een filosofische verwantschap met zowel Cage als met Feldmann. Technisch gesproken, ook met Webern, alhoewel Wolff de 12-toons en seriele techniek niet toepast.

Wolffs muziek is ontdaan van elke 'boodschap', van elke notie van doelgerichtheid en klimax. Het eerder repetitief gebruik van notenmateriaal verleent zijn muziek een eerder statisch, meditatief karakter, waarbij de nadruk ligt op individuele klanken en hun kwaliteit en niet zozeer op hun onderlinge opeenvolging.

In de muziek uit de daaropvolgende periode (1957-1964) indroduceert Wolff meer en meer vrijheden voor de uitvoerders binnen goed afgebakende tijdsstrukturen. Hierbij ontwikkelt hij het gebruik van een bijzondere kamermuzikale techniek, met name de 'cueing'. Deze techniek houdt in dat de beslissingen van de uitvoerders in zekere mate worden bepaald door de klanken voortgebracht door de medemusici zodat aaneenschakelingen van aktie-reaktie patronen kunnen ontstaan. Hierin is hij de grondlegger van wat we het 'relationele komponeren' zouden kunnen noemen. De musici moeter erg alert en flexibel reageren en ontwikkelen daarbij de fundamentele vaardigheden die eigen zijn aan interaktieve improvisatie.

Een vroeg voorbeeld van dergelijke kompositie wordt geleverd door zijn 'Duo for Pianists II', waarin elke speler een aantal 'eenheden' onnauwkeurig genoteerd materiaal krijgt. De tijdsduren zijn hier haast steeds vastgelegd maar andere aspekten kunnen ook vastgelegd zijn, beperkt of zelfs volkomen open gelaten. De keuze voor de uitvoerders over de unit waarmee hij wil verder spelen wordt hier volkomen een funktie van wat hij op een vorig tijdsmoment hoorde van zijn medespelers. Beide pianisten spelen door tot een op voorhand afgesproken tijdsduur is verstreken.

De komposities van na 1966 hebben materiaal en regels die in nog mindere mate zijn vastgelegd waardoor een grote mogelijkheid tot en opening naar improvisatie lijkt te ontstaan. De vier basisideen die ham daarbij hebben geleid zijn:

1.- een kompositie moet de vrijheid en de waardigheid van de spelers respekteren en naar voor laten komen.

2.- Een kompositie moet zowel de mogelijkheid tot koncentratie als tot ontspanning open laten.

3.- Geen klank is op zich belangrijker dan enige andere klank.

4.- De toehoorder moet net zo vrij zijn als de spelers.

Deze laatste twee punten kunnen we ook tot het credo van John Cage rekenen.

Vanaf de vroege jaren '70 begint Wolff een interesse te ontwikkelen voor politieke onderwerpen buiten de muziek zelf. Hij verlangt dat zijn muziek 'een gevoel voor de heersende politieke situatie kan opwekken, en een gevoel voor hoe het politieke klimaat zou kunnen worden veranderd in de richting van een demokratisch socialisme". Dit tema wordt dan uitgedrukt met behulp van politiek gekleurde teksten zoals in Wobbly Music en 'Changing the System'. Hier zien we een toenadering ontstaan tussen Christian Wolff en de groep rond Cornelius Cardew (Scratch, vgl. ons artikel daarover) evenals Frederic Rzewski. Net zoals deze laatsten gaat hij gebruik maken van metriaal uit traditionele en eigentijdse strijdliederen. Komposities zoals Bread and Roses en 'Hay una mujer desaparecida' zijn hiervan een goed voorbeeld.

 

Citaat:

"To turn the making of music into a collaborative and transforming activity (performer into composer into listener into composer into performer etc...), the co-operative character of the activity to be the exact source of the music. To stir up, through the production of the music, a sense of the political conditions in which we live and how these might be changed, in the direction of democratic socialism."

 

De literatuur over Christian Wolff is tamelijk uitgebreid. Het archief van Stichting Logos bevat nogal veel materiaal (opnames, partituren en literatuur) rond deze komponist die we tot een van de belangrijkste van de 20e eeuw menen te kunnen rekenen.

 

Partituren - lesmateriaal:

<Edges>, <For 1,2 or 3 people>, ...

<Changing the system> (1973)

Dit stuk is bij uitstek geschikt om te worden aangepakt binnen de klas ensemble in het hoger muziekonderwijs. De partituur, die best werkt wanneer uitgevoerd door 8 musici, bestaat uit twee delen. Vooral het tweede deel noopt bij uitvoering tot het herschrijven van de partituur. We geven hierbij een voorbeeld van een uitgewerkte partij voor de tweede speler van groep 1 (2e deel van In between pieces). Dit deel wordt gespeeld op 4 geluidsobjekten , 1,2,3,4 elk genoteerd op een afzonderlijke slagwerklijn, van laag naar hoog. Objekt 1 is erg kort, terwijl de objekten 2 , 3 4 een almaar langer durend geluid voortbrengen. Voor 1 kan bvb. een kei worden genomen, voor 2 een houten blok of een kleine templeblok, voor 3 een opgehangen stuk stalen buis en voor 4 een klein donderblik o.i.d. De dynamiek is aangegeven in plaats van noten-tekens. Voor het overige zal de hier gebruikte notatie meteen duidelijk zijn bij vergelijking met de originele partituur van Wolff.

 


Filedate: 920928 ; last updated: 2000-11-30

Terug naar inhoudstafel kursus: <Index Kursus> Naar homepage dr.Godfried-Willem RAES